omslag 't dooie beestenboek |
fragmenten uit: 't dooie beestenboek |
De Vries houdt zich niet bezig met het statische object, maar richtte zich op de bestudering en registratie van processen en verschijnselen die zich voordoen in de natuur en de eigen leefomgeving in het bijzonder. Anders dan Land Art-kunstenaars wilde De Vries niets meer of minder dan de beschouwer bewust maken van de relatie van de mens tot zijn natuurlijke omgeving. De Vries plaatste zich op deze manier meer in de traditie van de micro-emotive art, een term die door de Italiaanse kunstenaar Piero Gilardi bedacht is. Micro-emotive art was kunst die voortkwam uit de belangstelling voor minimale sensaties of belevenissen (micro-emoties), die worden veroorzaakt door processen die zo traag, of gebeurtenissen die zo gewoon of onopvallend zijn, dat niemand er in het leven van alledag oog voor heeft. De fascinatie van veel kunstenaars voor de natuur hangt hier nauw mee samen. De Vries verzamelde uitgebreide documentatie, van registraties van simpele handelingen tot gecompliceerde projecten.
Hans de Vries (fragmenten uit: De geschiedenis van de citroengeranium) |
Zijn eerste boek, Het Tuinboek, verscheen in 1971 als deel van de Atlas voor een nieuwe metropool, onder redactie van Jan Donia en uitgegeven door het Rotterdamse Fonds voor de Kunsten. Ook publiceerde hij via Agnes en Frits Becht Een jaar rond: huiselijke activiteiten en het weer (Hilversum Becht 1971 oplage 200 gesigneerd). Een eigen publicatie is Kruisingen (Finsterwolde 1973). Deze kunstenaarsboeken werden alleen bij galeries verspreid, zoals Seriaal in Amsterdam. Een ander voorbeeld hiervan is Stijgbeelden van aardbeien uitgegeven in 1974 door Galerie de Mangelgang in Groningen.
'Emmy heeft dinsdag (8 september 1970) toen ze een paar dagen bij Philips werkte van een meisje daar (Mia) een stekje van een citroengeranium (die daar op een kast stond) meegekregen'. Met deze zin begint een uitgebreide geschiedenis van een plant, opgetekend door kunstenaar Hans de Vries en zijn vrouw Emmy. Deze geschiedenis werd door het duo zelf actief voortgezet. Vrienden en familie die hen een bezoek brachten, kregen stekjes van de plant mee waardoor een hele stamboom ontstond. Een jaar lang werd met tekst en foto’s bijgehouden en geregistreerd hoe de plantjes zich ontwikkelden. Dat resulteerde in een geïllustreerd boekwerk getiteld De geschiedenis van de citroengeranium dat in 1973 uitgegeven werd bij Art Animation in Groningen in een oplage van 500 exemplaren.
Het Dooie beestenboek (De Harmonie Amsterdam 1974) is het eerste boek dat in de Nederlandse boekhandel te verkrijgen was. Hierin registreerden De Vries en zijn vrouw alle dode dieren die zij in 1971 op de weg van hun woonplaats Beerta naar Winschoten vonden. Net als zijn andere boeken is dit boek zo vormgegeven dat de manier waarop Hans de Vries werkte, er duidelijk uit naar voren komt. Hij geeft niets om esthetiek en waagt zich niet aan het mooier maken van dingen dan ze zijn. De boeken lijken een verzamelbundel van onbewerkt verzamelmateriaal. In "Het Dooie beestenboek" is van bijna elk dier een foto afgedrukt, voorzien van een handgeschreven tekst en een situatieschets van waar, wanneer en in welke toestand het dier was gevonden, alles in zwart-wit.
Een ander kunstenaarsboek is Stijgbeelden van vruchten die als vouwblad met een originele foto is uitgegeven naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstelling in het Prentenkabinet van het Haags Gemeentemuseum in 1975.
Stijgbeelden van vruchten 1975 |
Stijgbeelden van vruchten 1975 |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten