Posts tonen met het label Transavanguardia. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Transavanguardia. Alle posts tonen

Het kleurrijke werk van Nicola de Maria




Omslag en fragmenten uit: Giorno del secolo nuovo
Een kleurrijker kunstenaarsboek als Giorno del secolo nuovo (Van Abbemuseum Eindhoven 1985) van de Italiaanse kunstenaar Nicolà de Maria bestaat niet. Hierin zijn reproducties van zijn werken opgenomen gecombineerd met prachtige typografische teksten in verschillende talen. Deze uitgave is gelijktijdig met een tentoonstelling in het Van Abbemuseum verschenen.

Vanaf 1975 maakt De Maria zeer veel tekeningen op blocnotevellen en later op doek, eerst met potlood, dan met pastel, olie, aquarel en lakverf. De Maria is van huis uit medicus en leeft in een universum dat hij vanuit concentratie en meditatie vormgeeft; muzikaal en poëtisch. Als een 'ziener' verbeeldt hij een eigen wereld van licht en hemellichamen die soms op dieren lijken. Vooral zijn tekeningen geven daar een prachtig beeld van.

Voor De Maria maakt het medium schilderen als het ware deel uit van een avontuurlijke reis door een kosmos van felle kleuren en klanken waar de grens tussen droom en werkelijkheid niet bestaat. Hij hecht voornamelijk belang aan het resultaat van de instinctieve vaardigheid zonder voorafgaande studie. Zijn kunst is de wereld van de reizende dichter en de zingende verteller waar de grens van droom en werkelijkheid niet lijkt te bestaan. De kleine reiskoffer, waarop hij voorstellingen van een onbegrensde wereld schildert, is dan ook dikwijls pregnant aanwezig in de tentoonstellingen die hij maakt. Hij heeft nooit gekozen voor de expliciet figuratieve voorstelling en laat zich ook niet beperken door het beeldvlak van het schilderij. Hij kan een zaal als intensiteit opvatten, intens blauw beschilderd als zijnde een omvattende nachthemel waaraan goudkleurige halve manen zichtbaar zijn.

Het werk van De Maria is dan ook geen nostalgisch terugkeren naar het verleden. Hij reist rond in het rijk van de bloemen en de sterren naast de koningin van het licht en de duisternis, die zijn muze is. De schilderijen bevatten planten, bloemen, bomen, regen,  heuvels en sterren, naast aanduidingen van plaatsen waar mensen leven zoals vensters en huizen. Deze worden gecombineerd met abstracte composities van heldere, geometrische kleurvlakken. Deze vlakken zijn niet strikt geometrisch maar eerder vrij en voor de kunstenaar stellen ze hoofden voor. De geometrie is dus afgeleid van een voorstelling. Hij gebruikt zuivere kleuren die symbolisch zijn voor de elementaire krachten van zijn kosmische visie, namelijk natuur, hemel, vuur en licht. De plaatsgebonden installaties stralen de gebundelde energie uit van het streven van de kunstenaar om de toegang te vinden tot het rijk waar kleur, licht en lichaam een eenheid vormen. Hij wil hiermee vooral de muzikaliteit van de kosmische voorstelling van het zijn via zijn ervaringswereld tot uitdrukking brengen.



Kaartje 4: La Leggenda (Maggio 1977) Franco Toselli Milano
foto Giorgio Colombo en Sconosciuto (1975)



Kaartje 5: Mare in Tempesta, Pur la Vita (1978) en
Sconosciuto (1975) Sannio
De Maria leverde ook een originele bijdrage voor de catalogus van het Stedelijk Museum Amsterdam (ism Kunsthalle Basel en Museum Folkwang Essen. Jonge Italianen: Sandro Chia, Francesco Clemente, Enzo Cucchi, Nicola de Maria, Luigi Ontani, Mimmo Paladino, Ernesto Tatafiore 1980 oplage 900), genaamd Musica - Occhi. Dit kleine kunstenaarsboekje (8 x 12 cm.) bestaande uit 12 gevouwen kaartjes in een mapje met een tekst van Germano Celant, reproducties van zijn werken, teksten in facsimile, tekeningen en foto's van tentoonstellingsruimten met zijn werk.

De 'transformer' Luigi Ontani


Luigi Ontani (omslag en titelpagina Jonge Italianen)
De bijdrage van Luigi Ontani aan de catalogus Jonge Italianen (Stedelijk Museum Amsterdam ism Kunsthalle Basel en Museum Folkwang Essen. Sandro Chia, Francesco Clemente, Enzo Cucchi, Nicola de Maria, Luigi Ontani, Mimmo Paladino, Ernesto Tatafiore 1980 oplage 900) is zonder meer het origineelste en creatiefste kunstenaarsboek (afm. 15 x 11,5 cm) van deze uitgave.



Luigi Ontani (fragmenten bijdrage Jonge Italianen)
Hierin zijn foto's van zijn performances (de zogenaamde 'tableaux vivants'), zijn kleine tekeningen in aquarel en inkt van naakte figuurtjes, mythologische en fabelachtige wezens en teksten in facsimile op een bijzondere manier gerangschikt. De 'tableaux vivants' van Ontani zijn statische theaterstukken waarin Ontani door middel van kleding en attributen is uitgedost als een figuur uit de klassieke mythologie, de Bijbel, de beeldende kunst of de literatuur. De ensceneringen resulteren in een performance en/of een foto. De door hem gekozen personages zijn meestal afgeleid van schilderijen en tekeningen. Bij de performances worden ook muziek, literatuur en/of projecties gebruikt. In 1976 bijvoorbeeld voerde Ontani in De Appel Amsterdam het 'tableau vivant' Grillo (Krekel) op, naakt en blazend op een smalle hoorn. In de performanceruimte werden eerdere 'tableaux vivants' en fotomontages geprojecteerd op de vloer en de wanden. Een van die fotomontages was Grillo: Ontani's hoofd en borst met voeten eronder (bron: De Appel Amsterdam).

Luigi Ontani (fragment Jonge Italianen)
De gedachte waarvan Ontani uitgaat, heeft iets wonderlijks naïefs. Als hij iemand uitbeeldt, speelt hij niet zomaar een of andere rol; zijn verbeelding wordt door hem in deze overgedragen omwille van deze persoon. Hij belichaamt het beeld en de mythe en schept daarmee een nieuw beeld, dat als ware alle voorgaande, eerder ontstane vervangt (bron: aanvullende catalogus Jonge Italianen 1980). Ontani behoort net als Luciano Castelli, Jurge Klauke, Wally Stevens, Urs Lüthi en Ulay tot de zogenaamde "transformers". In hun kunst poogden deze kunstenaars op verschillende manieren de maatschappelijk vastgelegde grenzen van de mannelijke en vrouwelijke identiteit te problematiseren, niet uitsluitend door rolverwisseling of door het verkleden maar door de dualiteit van geslachtelijke identiteiten zichtbaar te maken en te behouden (bron: Marga van Mechelen De Appel Amsterdam 2006).

De intensieve beeldtekens van Enzo Cucchi

Enzo Cucchi. Eroe delle campagne marchigiane 1980
(omslag boekje Jonge Italianen)
In de jaren tachtig trokken de kunstenaars de publicaties over hun werk naar zich toe. Ze namen zelf het initiatief, zochten zelf het beeldmateriaal uit, gingen zelf op zoek naar schrijvers en ontwerpers. Het beruchte 'mapje' waar kunstenaars vroeger de boer mee op moesten, maakte plaats voor het effectievere 'boekje'. Toch hadden de meeste van deze boekjes nog steeds het karakter van een catalogus. Bij een aantal kunstenaars liep echter de catalogus over in het kunstenaarsboek (bron: Rob Perrée). Dit laatste was vooral het geval bij de jonge Italiaanse kunstenaars. Zij bedachten de ontwerpen en leverden originele bijdragen voor de catalogus van het Stedelijk Museum Amsterdam (ism Kunsthalle Basel en Museum Folkwang Essen. Jonge Italianen: Sandro Chia, Francesco Clemente, Enzo Cucchi, Nicola de Maria, Luigi Ontani, Mimmo Paladino, Ernesto Tatafiore 1980 oplage 900) en het Groninger Museum (ism Bonner Kunstverein en Stadtische Galerie Wolfsburg. Die Enthauptete Hand: 100 tekeningen uit Italie. schetsboekjes van Chia, Clemente, Cucchi, Paladino 1980).

De Italiaanse kunstcriticus Achille Bonito Olivia noemde in 1979 de Italiaanse versie van het Duitse Neo Expressionisme en de Amerikaanse New Image Painting ‘Transavanguardia'. Wat hun verbond was de terugkeer naar de schilderkunst die werd gekenmerkt door een bepaalde hevigheid in expressie en verwerking plus de keuze van de thema’s, geïnspireerd op de romantische heimwee naar de Italiaanse culturele traditie uit het verleden en de katholieke religie. De Duitse kunstcriticus Wolfgang Max Faust wijst op de beeldtaal van het extreem-subjectieve werk van de Italiaanse kunstenaars: een soort geheimschrift dat zou duiden op een herdefiniëring van het ik-besef en op de veelstemmigheid van het ik. De beeldfragmenten die aan het innerlijke van de kunstenaar ontspringen, vertonen geen samenhang en kunnen meerduidig geïnterpreteerd worden.

Bij Enzo Cucchi komt deze subjectiviteit niet zozeer tot uitdrukking in een emotioneel geladen ik-betrokkenheid, maar meer in zijn persoonlijke visie op de dingen. De steeds weerkerende titels met ‘heiligen’ en ‘helden’, met ‘toverlandschappen’ en ‘steenwonderen’ duiden op een eigen iconografie van een zeer poëtische beeldende taal die niet zonder meer op één lijn moet worden gesteld met orthodoxe religiositeit en die niet makkelijk vertaald kan worden. Hier worden bij lokale 'dialecten' beleefd als een noodzakelijke verrijking en een nieuwe bron van energie. Het denkbeeld van de ‘heiligheid’ der dingen is nauw verbonden met het verlangen van Cucchi om met behulp van de kunst een nauwere relatie met de dingen tot stand te brengen; weer dicht bij dingen te zijn en als een kind ook een soortgelijke gevoelstoestand te bereiken. ‘De tekeningen hebben die intensiteit, ze hebben de mogelijkheid tot die grote intensiteit'. De tekeningen ontstaan en bevinden zich op een niveau tussen hemel en aarde, mysterie en realiteit: ‘Deze tekeningen stellen voor het huis van de schilder als gevuld in de lucht; ze doen hem beven van angst en verwondering. Beelden zweven door de lucht op grote beesten en slaan met grote handen op opgetilde huizen; waar de tekeningen tevoorschijn springen voor de slag. Maar ze komen niet voort uit angst en ontzag; maar uit een vreemde beroering, radend naar mysterie’.

(fragment Giulio Cesare Roma)

(fragment Giulio Cesare Roma)

(fragment Giulio Cesare Roma)

(fragment Giulio Cesare Roma)
Volgens Cucchi staan de legenden niet alleen voor een geestelijke houding ten aanzien van dingen, maar ook voor de energie van de natuur. ‘Die legenden zijn het enige echte, dat we op aarde bezitten. Ze gaan over belangrijke dingen in het leven: de vrouw, de bergen, de zee. Ze zijn de bergen, de bergen bestaan en zijn echt. Alles wat een mens zegt of doet is specifiek en heeft te maken met een bepaald historisch moment, maar de legenden blijven en leven voort’, aldus Cucchi. Legenden zijn veelal plaatsgebonden en dus is het niet verwonderlijk dat voor Cucchi de omgeving, de plaats van afkomst, van groot belang is. Hij gelooft dat de mens erin wortelt en er niet los van kan raken. Het wordt een projectie van iets dat uit hemzelf komt. Dit proces is vooral goed te volgen in de foto’s die hij voor het kunstenaarsboek met de titel 'Giulio Cesare Roma' bewerkte ter begeleiding van zijn tentoonstelling in het Stedelijk Museum (cat. nr. 702) en in Kunsthalle Basel in 1983/1984. De voorstellingen appelleren aan collectief onderbewuste beelden van angst en dreiging en hebben te maken met de rol die Cucchi aan de angst toekent om er vat op te krijgen, om hem te bezweren en de toekomst te redden. Het is volgens hem een van de belangrijkste algemeen menselijke gevoelens.

I santi sono belli in pittura (fragment: Die Enthauptete Hand)
Vento di Vino (fragment: Die Enthauptete Hand)
Wolfgang Max Faust omschrijft de tekeningen in een inleiding van Die Enthauptete Hand heel treffend: "Zijn tekeningen zitten vol met intensieve beeldtekens, die elkaar beinvloeden, zich uit elkar ontwikkelen en steeds nieuwe combibaties vormen. Er dient zich een effectieve iconografie aan. We herkennen spoorwegen, boten, bliksemstralen en schoorstenen. We zien dieren en kleine kinderen, getallen en cafétafels. I santi sono belli in pittura (geschilderde heiligen zijn mooi) - de tekening van Cucchi weerlegt de titel: meedogenloos laat hij de koppen van heiligen op cafétafels zien. Hij beeldt de wreedheid van weleer uit en laat die contrast vormen met het luchtige leven. Het blijft echter de vraag of de titels de tekeningen wérkelijk verklaren. Per slot van rekening zijn zij ook bepaald door de associatieve meerduidigheid, die als een gedachtenspel op de tekening drukt. Tot welke kosmologische dimensies dit kan leiden, laat de tekening Vento di Vino zien. De 'Wind van de Wijn' is tegelijkertijd de 'Storm van God', Vento divino - Ruach Jahwe, Pneuma Theou - die het visioen van het einde der wereld begeleidt. In het midden van de tekening zien we de engel van de apocalyps: ' En ik zag een sterke engel uit de hemel neerdalen, bekleed met een wolk, en de regenboog was op zijn hoofd en zijn gelaat was als de zon en zijn voeten waren als zuilen van vuur... en hij zette zijn rechtervoet op de zee en de linker op de aarde, en hij riep met een luide stem, zoals een leeuw brult. En toen hij riep, lieten zeven donderslagen hun stem horen. En toen de zeven donderslagen gesproken hadden, wilde ik het opschrijven, maar ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Vergezel hetgeen de zeven donderslagen gesprokken hebben en schrijf het niet op'. (openbaring: 10). Cucchi roept in zijn tekening niet alleen de traditionele voorstelling van deze scene op, zoals we die ongeveer ook van Dürer kennen, maar hij laat de scene ook op de context waaruit hij stamt terugslaan. De tekenende hand moet 'het weten' verbergen. Het gaat niet om het opschrijven, maar om het visioen".
Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...