d'Armagnac/Dekker

Huisjes 1968

Houtstapelingen 1969

De naam van Ben d'Armagnac wordt vaak in één adem genoemd met die van Gerrit Dekker. Ze hebben samen een kunstenaarsduo gevormd van 1966 tot 1969 en maakte 'stapelingen' en ingerichte ruimtes. In het kunstenaarsboek d'Armagnac/Dekker 1968-1973 (Paris, Hubschmid, 1973) worden de naast de gezamenlijke werken ook hun individuele werken afgebeld.

D'Armagnac woonde een paar jaar bij Anton Heyboer. In 1967 vertrokken ze uit Amsterdam en hielden ermee op etsen te maken. Met hun vrouwen begonnen ze een commune in een Zeeuws plattelandshuis. Later gingen de twee gezinnen afzonderlijk wonen. In 1968 in Terneuzen hadden d'Armagnac en Dekker hun eerste expositie 'Huisjes' sinds het afscheid van Amsterdam. Zij lieten tentachtige, houten en geteerde bouwsels zien (‘Om netten in te boeten of rustig in te zitten niks-doen’). Onlangs hadden ze exposities in Middelburg (Chinchilla kooien), Antwerpen (Houtstapelingen), Schiedam en Loenersloot (Ruiterstokken). Hun werk bestond uit geteerde scheepsspanten, vier stapels van honderd palen, primitief in elkaar getimmerde plankenhuisjes, oesterzeven en chinchillakooien (Lidy van Marissing: Ben d'Armagnac en Gerrit Dekker, ‘We zijn nog nooit zo dicht bij de werkelijkheid gekomen’ 1969).

d'Armagnac 'Een gebeuren' (bijdrage: Art Information Festival 1975
met op de achterkant stempel van De Appel Amsterdam)
Na deze periode van nauwe samenwerking bleef hun ontwikkeling enigszins parallel lopen. D'Armagnac is uitgeroeid tot één van de eerste performance-kunstenaars in Europa in 1972. D'Armagnac oeuvre kwam tot stand vanuit zijn persoonlijke beleveningswereld, waarbij hij gebruik maakte van een subjectieve symboliek. Hij beschouwde zijn performances als 'een neerslag van een stukje leven'. De periode die voorafging aan een 'gebeuren' , zoals hij zelf noemde, zag hij als een zandloper, waarbij de performance de laatste korrel was. Bloed, organen en windsels waren steeds terugkerende elementen in de vroege performances. Hiermee creëerde hij beelden die verwezen naar eenzaamheid, isolement en het gevoel gevangen te zitten in een uitzichtloze situatie. Deze thematiek gaf hij op zeer indringende wijze vorm. In zijn performances leverde hij steeds weer een strijd met zichzelf of met een taak die hij zichzelf had voorgelegd. Met die strijd, en de overgave die er onverbiddelijk op volgde, verwees hij naar het leven, waarin volgens hem iedereen voortdurend strijd levert met zichzelf en anderen. Strijd en overgave namen in zijn performances verschillende vormen aan. Hij deelt steeds op een andere manier, de bevrijding van emotionele spanning met zijn publiek (uit: Vrij Spel 1993).

De performance 'Een gebeuren' die D'Armagnac in 1975 uitvoerde bij De Appel Amsterdam kenmerkte zijn chaotisch persoonlijk leven door zijn moeizame omgang met mensen. In de performanceruimte stond een kist van 2.16 meter lang en 1.14 meter breed en diep die d'Armagnac zelf had gebouwd. De lange zijden waren van glas, de korte van plastic. De glasplaten waren aan de binnenkant wit geverfd. In de twee plastic zijden zat aan de ene kant een rits en aan de andere kant ventilatiegaas. In de kist stonden vier bakjes met door water verdunde honing en er zwermden zo'n tweeduizend vliegen. De kunstenaar nam plaats in de kist, gekleed in een lange witte onderbroek en een hemd in dezelfde kleur met een gat erin. Om zijn bovenarmen en polsen waren zwachtels gebonden. Zijn linker onderarm was door hemzelf verwond met een scheermes. Twee uur lang krabde d'Armagnac met een scheermes de verf van de glasplaten, totdat er drie cirkels van ongeveer een meter doorsnee ontstonden. Ondertussen kwamen de vliegen af op zijn bloed en het suikerwater waarmee hij zijn armen insmeerde. D'Armagnac: "De vliegen binnen de kooi waren voor mij het symbool van de mensen, van mijn relaties met anderen die ik zo ingewikkeld vind. De vliegen gingen mij inderdaad zeer irriteren".

Gerrit Dekker 'Een gebeuren' (bijdrage: Art Information Festival 1975
met op de achterkant stempel van De Appel Amsterdam)
Zo begon ook Dekker in 1973 (Goethe Instituut) met het uitvoeren van autobiografisch getinte performances. Gevoelens als angst en eenzaamheid werden hierin uitgewerkt, naast begrippen als zuiverheid en leegte. Evenals D'Armagnac noemde hij zijn activiteit een 'gebeuren'. Behalve performances richtte Dekker zich ook op environments en situatiekunst. Lege ruimtes zouden zijn environments kenmerken. In wezen waren zijn installaties het resultaat van wat je wel performances zonder publiek zou kunnen noemen. Zijn projecten waren eerder het gevolg van de druk van het komende publiek dan van een innerlijke noodzaak. Het idee om een vloer in De Appel Amsterdam in chloor te drenken ('Een gebeuren') ontstond tijdens zijn vele omzwervingen in de stad, waarbij hij zich regelmatig terugtrok in openbare toiletten. Die roken sterk naar schoonmaakmiddelen en chloor. Dit gegeven zette Dekker ertoe aan om elke dag, twee uur voorafgaande aan de openstelling voor het publiek, de houten vloer van de expositieruimte zeer grondig te schrobben met chloor. De bezoekers betraden een lege, natte ruimte en werden bedwelmd door de geur (uit: De Appel Marga van Mechelen 2006).

Andere kunstenaarsboeken zijn 'Negen dagen uit het leven van d'Armagnac en Dekker' (10 bladen in facsimile opgetekend door Gerrit Dekker, Stichting Octopus 1970) en 'Ben d'Armagnac praat met Louwrien Wijers' (Eigen publicatie, New York 1978).

Raul Marroquin


Raul Marroquin
(Voor en achterkant omslag How?)

Raul Marroquin (fragment uit: Kontexts 6 & 7 1975)
Raul Marroquin studeerde aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht, toen hij met video begon te werken. Massacommunicatie speelt een belangrijke rol in zijn werk. Zijn eerste videowerken vanaf 1972 zijn registraties van het gebruik van moderne communicatiemiddelen zoals telefoon, radio en televisie. Dat deze geavanceerde hulpmiddelen het gebrek aan wezenlijke communicatie vaak verhullen, komt daarin duidelijk naar voren. Ook gebruikte hij video in die periode om alledaagse situaties vast te leggen en zo te laten zien dat dit medium niet alleen voor zogenaamd gewichtige zaken bedoeld was. De vervorming van informatie bij het overbrengen ervan en de daarbij behorende consequenties stonden centraal in zijn werk.

Bij Agora Studio in Maastricht ging men uit van het idee dat kunstuitingen ontstaan, onafhankelijk van geografische of historische aanleidingen. Met name de opzet van de Fluxus-beweging en de conceptuele kunst beantwoordden aan deze gedachtegang. Binnen de Agora Studio was speciale aandacht voor de mediakunst. De doelstellingen van Agora Studio en de ideeën van Marroquin bestond een grote verwantschap. Marroquin maakte in 1975 een reeks interviews op video met kunstenaars als Joseph Beuys en Michael Cardena. Tussen 1972-1974 richtte hij de stichting Mad Enterprizes Inc. op. In die tijd ging hij met Agora Studio een samenwerkingsverband aan (Stokvis). Marroquin heeft verder, samen met Marjo Schumans en Anton Verhoeven het tijdschrift Fandangos in 1973 opgericht. Fandangos startte als een project van Marroquin toen hij student was aan de Jan van Eyck Academie. Inhoudelijk publiceerde Fandangos werken van kunstenaars uit diverse, nieuwe kunststromingen van die tijd: Fluxus, conceptuele kunst, concrete en visuele poëzie, Body Art, Mail Art, performance.

Het kunstenaarsboek How? (Beau Geste Press/Mad Enterprizes Inc. en uitgegeven door Agora Maastricht 1974) heeft een hoog Fluxus gehalte: het is onduidelijk of het serieus moet worden genomen of niet. Het is sociaal gericht. De realiteit van het dagelijks leven (zowel handelingen als voorwerpen) is interesanter dan kunst. How? Een aantal voorbeelden: How to arm a fire brigade? Give them water pistols. How to make the public yell at a horror film? Explode a paper bag at the climax of the picture. En zo zijn er nog elf tips. De tekeningen zijn verzorgd door Anton Verhoeven, de foto's zijn gemaakt door Rod Summers en de lay-out is van Marjo Schumans.

Andere kunstenaarsboeken van Marroquin zijn:

Body Monuments Inc. Jan van Eyck Academie Maastricht z.j. (oplage 1.000)
Quick as a bunny! IAC nr.47 Friedrichsfehn z.j. 1974
First Aid in Communications (Jan van Eyck Academie 1972 oplage 500)
International Onomatopeya (Jan van Eyck Academie Maastricht 1972 oplage 100)
Phonomimic performances (1974-1975) Mad Enterprizes Inc. Maastricht z.j. (oplage 1000)
Changing personalities (samen met Anton Verhoeven) Mad Enterprizes Inc. Maastricht 1974 (oplage 1000)

Raul Marroquin
(fragment uit: How?)

Stanley Brouwn

100.000 mm. Brussel Gallery MTL 1975

fragment uit: 100.000 mm.
De Surinamer Stanley Brouwn woont en werkt sinds 1957 in Amsterdam en concentreert zich aanvankelijk op tekeningen en gedichten. In de vroege jaren zestig neemt hij deel aan Fluxus-manifestaties, maar hij beschouwt dit vroege werk als minder relevant. Het werk van Brouwn wordt tot de conceptuele kunst gerekend. Wanneer hij in 1961 willekeurige voorbijgangers vraagt om de weg uit te leggen, en om dit via een schets aan te duiden, zet hij die mensen er toe aan een beweging in hun verbeelding uit te voeren. Deze schetsen werden vervolgens door hem steeds van een stempel met bovenstaande titel voorzien en als kunstwerken gepresenteerd. Ook zijn deze schetsen in een kunstenaarsboek uitgegeven: This way Brouwn: 25-2-61 : 26-2-61 (Verlag Gebr. Konig ca. 1971). Vanaf 1971 gebruikt hij voor het meten en weergeven van afstanden zijn eigen stap, die hij altijd in verhouding plaatst tot het metrieke stelstel. Brouwn geeft maten en afstanden vorm in getallen- en woordreeksen, die o.a. als 'kunstenaarsboekjes' worden gepubliceerd.

Stanley Brouwn
(fragment uit: This way Brouwn 1971)

De meeste solotentoonstellingen van de kunstenaar gaan gepaard met kunstenaarsboeken, werken op zich, waarin de wereld uitgemeten wordt. Het werk van Brouwn is altijd ‘minimaal’ en onderzoekt het begrip ‘afstand’, op een op het eerste gezicht objectieve manier. Echter, door het hanteren van een uiterst persoonlijk maatsysteem (de sb-voet, de sb-el en de sb-stap) wordt ons universele maatstelsel geherdefinieerd door de ogen van de kunstenaar. Het is dus strikt persoonsgebonden. Leestekens, om de regels een variabele snelheid mee te geven of om duidelijk te maken dat een zin is afgelopen, komen evenmin voor. Zinnen lijken gehanteerd te worden als versregels: de dichter én Stanley Brouwn, mag zelf uitmaken hoe de taal aangewend wordt. De reguliere taalkundige regels zijn voor hem niet van toepassing (Metropolis M 2007/4).

Kunstenaarsboeken (selectie):

Het kunstenaarsboek Tatvan (München: Aktionsraum 1, 1970) gaat over de stad Tatvan in Turkije, het eindstation van een spoorlijntraject. Brouwn ondernam de reis tot aan het eindpunt. In dit boek wordt de afstand van een punt X tot Tatvan bepaald. Op de eerste pagina lezen we: X – Tatvan 1 km. Op de tweede pagina: X – Tatvan 1000 km. Per pagina wordt de afstand duizend maal vergroot, 25 pagina’s lang. Op de laatste pagina’s verandert het getal, met de onbevattelijke afstand (die 72 nullen bevat) in een decoratief patroon, wat de abstracte kwantiteit compenseert. Enerzijds heeft dit werk, met zijn absurde kwantiteiten, een typisch Fluxus-karakter aangezien het onduidelijk is of het au sérieux moet worden genomen of niet. Anderzijds maakte Brouwn met dit soort obsessief meet- en telwerk de succesvolle en unieke overstap van Fluxus naar conceptuele kunst (Marc Goethals).


In 1970 toonde het Stedelijk Museum in Schiedam werken die bestonden uit twee parallelle lijnen van verschillende lengte. De lijnen liepen op de vloer vijftig centimeter uit elkaar in de richting van verschillende steden. Het publiek kon tussen de lijnen enkele meters in de richting van verschillende steden lopen (walk 6 m in the direction of Tokyo; walk 11 m in the direction of Rangoon, enz.) Het betreffende kunstenaarsboek die als catalogus is uitgegeven is La Paz, Schiedam, 1970).


In het kunstenaarsboek 100 this-way-Brouwn problems for computer IBM 360 model 95 (Verlag Gebr. König Koln/New York z.j.), toont op honderd bladzijden honderd keer dezelfde vraag aan een computer, telkens met een kleine variant: 'show brouwn the way from each point on a circle with x as centre and a radius of 1 angström to all other points'. 1 angström = 0,00000001 cm. Na elke bladzijde word de radius met 1 angström verlengd (Marc Goethals).





omslag en fragmenten uit: Steps
In 1971 vertrok Brouwn vanuit Nederland op reis naar Noord-Afrika via België, Frankrijk, Spanje, Marokko en Algerije, en terug via dezelfde route. In elk land telde hij onderweg elke dag nauwkeurig het totaal aantal van zijn stappen. 'Van 18 maart tot 18 april 1971 bepaalde ik elke dag mijn totaal aantal voetstappen door middel van een handteller. In deze periode bezocht ik een aantal landen waar ik nog nooit eerder was geweest. De voetstappen daar waren dus mijn eerste voetstappen in die landen'. Een project in het Stedelijk Museum, Amsterdam. Het betreffende kunstenaarsboek die als catalogus is uitgegeven is Steps, Amsterdam, 1971).

Het kunstenaarsboek 100.000 mm. Brussel Gallery MTL 1975 (oplage 250) is een vierkant, wit boekje (15,5 x 16 cm.) met op alle honderd bladzijden 10 verticale lijnen van 100 mm. lang. Het boekje bevat dus in totaal 1.000 lijnen van 10 mm = 1000.000 mm. Dit vierkant, wit boekformaat gebruikt Stanley Brouwn meer dan dertig jaar later nog steeds voor zijn kunstenaarsboeken.

In het kunstenaarsboek whitechapel art gallery (uitgave met een oplage van 1.000 n.a.v. een tentoonstelling van de kunstenaar in deze gallery in Londen in 1977) staat op elke bladzijde in het midden een steeds veranderende formule waarin 1000 mm. voorkomt. Bijvoorbeeld: 1000 mm. + 879 mm. (1000 mm. l : b), 1000 mm. + 880 mm. (1000 mm. l : c), enz., enz.

Het van Abbemuseum in Eindhoven liet bij de tentoonstelling van Brouwn in 1976 twee publicaties het licht zien. De ene was een catalogus die als kunstenaarsboek Zonder titel (oplage 1.000) is uitgegeven, die echter meer een tentoonstelling op zichzelf vormde, omdat zij zonder voorwoord of inleiding uitsluitend bestaat uit een exacte omschrijving door Brouwn van alle geexposeerde werken. De andere was het kunstenaarsboek getiteld: 1m 1 step (oplage 500). Van de 16 pagina's zijn er twee bedrukt: op het ene blad is aan de rand een lijn van 1 meter gedrukt, op het andere een lijn met de lengte van één stap.

In het kunstenaarsboek one distance (Eindhoven Van Abbemuseum 1981) zijn 16 pagina's bedrukt met verticale lijntjes, die allemaal op dezelfde afstand van elkaar staan (steeds 10 lijntjes). De laatste bladzijde wijkt af. Hierop staan 6 verticale lijnen en 1 klein stukje van de 7de lijn (oplage: 1.000).

Stanley Brouwn '1001 stappen' (originele bijdrage in Museumjournaal 1971 serie 16/3 in kader van Sonsbeek 71)

De situaties van Sigurdur Gudmundsson

Still-life 1976

Rendez-vous 1976

Bow 1977
Fragmenten uit: Sigurdur Gudmundsson Nordic Pavilion

In 1966 sloot Sigurdur Gudmundsson zich aan bij de Fluxus-beweging. Hoewel Gudmundsson vooral als beeldhouwer bekendheid zou krijgen, maakt hij, evenals Pieter Laurens Mol zijn entree in de kunst met een serie lichtvoetige foto’s (staged photography) van performance’s uit de sfeer van de conceptuele kunst. In het kunstenaarsboek die als catalogus 'Sigurdur Gudmundsson' is uitgegeven in Amsterdam n.a.v. de tentoonstelling in het het Nordic Pavilion Biennale di Venezia 1978, zijn 10 van dergelijke foto's van Gudmundsson in de meest wonderlijke of ‘benarde’ situaties opgenomen.Voorzover hier sprake is van conceptuele kunst, gaat het om een zachte variant: de concepten liggen dichter in de buurt van ongrijpbare fantasieën dan van geobjectiveerde voorstellen die onder duidelijke benoemde omstandigheden kunnen worden uitgevoerd. In de fotowerken of beter gezegd ‘situaties’ komen veel ruimtelijke objecten uit de werkelijkheid voor, steeds in directe relatie met de kunstenaar. Deze ‘situaties’ zijn uitdrukkingen van zijn levenshouding waarin het evenwicht wordt gezocht tussen geest en materie. ‘De sitiatie die ik maak is een belichaming van het idee’. Zijn fotowerk vormt vaak een relativerend commentaar op zijn kunstenaarsschap; de ingrepen van de kunstenaar in de natuur lijken tot mislukken gedoemd. Het verenigen van natuur en cultuur duurt hooguit net lang genoeg om een foto te maken. ‘Ik beschouw me als een concept-kunstenaar. Ik werk met een idee, zoals een beeldhouwer met steen… Zonder me te beledigen kan men een van de volgende etiketten op mijn werk plakken: conceptueel, romantisch, ironisch, komisch, poëtisch, filosofisch of lyrisch…’

Andere kunstenaarsboeken van Gudmundsson zijn:

* Ofrim (Silver Press Raykjavik/Amsterdam 1972)
* Untitled (Exp/press Utrecht 1974)
* Joining the ten commandments (Frans Hals Museum Haarlem 1974)
* Wind (Kunstmuseum Luzern 1975: een beeldhouwwerk en een tekening met stenen op de grond die zijn gemaakt door de auteur op een bergtop onder de invloed van wind, uit allerlei richtingen)
* Journey-book (Musée National d'Art Moderne; Centre National d'Art et de Culture Georges Pompidou Paris 1977)
* with landscape, houtskooltekeningen (Bifrons Publisher Amsterdam 1985)

Bijdrage Art Information Festival Middelburg 1975
"realization Stedelijk Museum Amsterdam 1971"

Lucebert









Lucebert Gouaches 1962

Galerie Espace in Amsterdam heeft van Lucebert twee tentoonstellingscatalogi uitgebracht die als kunstenaarsboeken kunnen worden beschouwd: Gouaches uit 1962 (met 5 litho's en een gedicht) en Recente Schilderijen, Akwarellen & Tekeningen (1978).


Galerie Espace, de oudste galerie voor moderne kunst in Nederland, werd voor Lucebert een thuis van grote betekenis. De sfeer, door zijn collega-schilder en schrijver Henk van Woerden getypeerd als ‘zuidelijk - plattelands Frans’, was open en bood ruimte aan beeld en woord. Vele dubbeltalenten vonden in Espace dan ook hun plek; naast  Lucebert exposeerden Breytenbach, Hugo Claus en Henk van Woerden veelvuldig in deze galerie (Van Woerden 1995). Nadat Espace veel werk had getoond van de cobraschilders kwamen in de jaren zestig kunstenaars aan bod die later aangeduid zouden worden als de ‘nieuwe figuratieven’: Reinier Lucassen, Pieter Holstein en Roger Raveel. De Belg Pierre Alechinsky is de enige kunstenaar uit de begintijd die nu nog verbonden is aan Espace, maar ook Lucebert, die hier in 1958 zijn eerste expositie had, is de galerie altijd trouw gebleven, tot aan zijn dood in 1994.


Servie Janssen... the waypassenger

Servie Janssen
(omslag Dimensies van Stilte en Mythe )



Servie Janssen (fragmenten uit:
Dimensies van Stilte en Mythe)
Servie Janssen studeerde o.a. aan de Jan van Eyckacademie in Maastricht. Janssen behoort tot de generatie van Nederlandse performance-artiesten die internationaal succesvol waren in de late jaren zeventig (o.a. Marina Abramovic, Gerrit Dekker en Ben d'Armagnac). Janssen gebruikt zijn eigen lichaam om fysieke functies en grenzen te verkennen (acting art: omgaan met kunst met in de hoofdrol de kunstenaar zelf ). Geïnspireerd door zijn reizen en niet-westerse culturen gaat hij met zijn rituelen door totdat zijn lichaam dit kan volhouden. Zijn werken tonen een diepe reflectie van spanningsveld tussen weloverwogen gedachten en spontane creatieve handelingen. Geluid en taal zijn belangrijk in zijn werk. Zijn registraties van handelingen en acties in het atelier, laten experimenten zien die de mogelijkheid van beeldend vertellen, de narratief zelf, centraal stelt op poëtische wijze. In de periode van 1972 tot 1978 maakte hij rond de 15 zwart-wit banden. Na 1978 heeft de kunstenaar -uitzonderingen daargelaten - zich verwijderd van het medium video als beeldend instrument. Daarna maakte de Servie Janssen installaties waarbij hij ook publiekelijk teksten van hemzelf ten gehore bracht. Janssen doceerde ook aan de Academie Minerva in Groningen.

Omslag en fragment uit: Platmond

Janssen realiseerde sinds 1975 verschillende kunstenaarsboeken in eigen beheer en in oplagen. Zo stelde hij een aantal boeken samen, het eerste Dimensies van Stilte en Mythe in 1974, toen hij zijn periode aan de Jan van Eyckacademie afsloot. Dan blijkt ook taal voor hem een belangrijk uitdrukkingsmiddel. Het kunstenaarsboek (oplage 250 Maastricht) is gevuld met een stroom woorden en een stroom beelden, zoals hij zegt: 'dit werkboek wil een reflectie zijn van de chaos, de illusie en mythe van de creativiteit, om aan te tonen dat de verbeelding een dogma overstijgt en als bijdrage aan de zinsbegoochelende krachten die werkzaam zijn in de verwondering'. Met elkaar vullen woord en beeld zijn'Empty Stage', het lege podium waarmee het boek opent. Ook het kunstenaarsboek Platmond (Maastricht 1975 oplage 50 en gesigneerd) is een reflectie van zijn chaos uitgebeeld in woorden en gedichten, zoals hij zelf in het boek verwoord  als de 'dagaantekeningen 1e tot en met de 6e maand van 1975'.


Fragmenten uit: Performance 15 10 78 Arnhem

Het kunstenaarsboek Performance 15 10 78 Arnhem (oplage 330 Nijmegen 1978) is gebaseerd op een performance (kantelen), gehouden in Arnhem in 1978 in Theater a/d Rijn (video, 39′45″). Hij brengt een houten wand omhoog en houdt deze recht overeind. Balancerend door druk en tegendruk uit te oefenen blijft hij tot 10 minuten staan. Het publiek bestaande uit 80 à 90 bezoekers dat bij binnenkomst de 2 recorders passeert, ziet aan het einde van de zaal de opstaande wand die de 3 lichtbronnen afschermt. De eigenlijke handeling begint wanneer de performer zichzelf, samen met de wand, in de richting van de lampen voorover laat vallen en op het meelvlak neerklapt. Het meel stuift in een cirkelende beweging op in het licht en vult langzaam de ruimte. Hij blijft liggen tot na 1.5 minuut het geluid van de val opnieuw door de luidsprekers klinkt. (Dit gereproduceerde geluid van de eerste val wordt op zijn beurt opgenomen en herhaalt zich voortdurend). Vervolgens draait hij zich om op de liggende wand, zodat hij met zijn hoofd naar de zaal komt te liggen. Vanuit deze positie brengt hij de wand omhoog en schermt zo het licht af van het publiek, houdt de wand in evenwicht en valt voorover op de ribbenkant van de wand op de vloer. Dit proces van vallen en kantelen, wand omhoog brengen, druk en tegendruk uitoefenen herhaalt hij vijf keer totdat de andere kant van de zaal is bereikt. Daarna legt hij het hetzelfde traject in omgekeerde richting af en nog eenmaal bijna heen en weer. Zijn onderarmen zijn in bandages gewikkeld om elke val enigszins te breken. Met steeds kortere tussenpozen en in hogere frequentietonen worden de geluiden in de ruimte teruggebracht, totdat een ononderbroken hoge gierende toon ontstaat, dat door een helper wordt gereguleerd en in toom gehouden. De gebeurtenis stopt op het moment dat de performer de macht over de wand verliest en deze uit zijn handen valt. Hij heeft de houten wand dan op beschreven wijze ongeveer 20 keer gekanteld. De hele ruimte is gevuld met fijne meeldeeltjes die de bandrecorders bedekt en de drie halogeenlampen in een waas hult.


Servie Janssen performance Hengelo 22 8 79



In 1979 was Janssen in Hengelo bij de manifestatie ‘Beelden,installaties, performances’ met o.a. een project waarbij hij de fysieke aspecten van het vormgeven centraal stelde. Met zijn gehele lichaam en alle kracht daarin aanwezig ging hij een matras en een wand van blokken klei te lijf. Een groot aantal aspecten van de beeldhouwkunst werd in die performance voelbaar. De ontmoeting van mens en materie. De kunstenaar die zijn denkkracht en lichaamskracht inzet, de materie die weerstand biedt en zijn eigen specifieke kenmerken behoudt. Bij het zien van dat zich vele malen herhalende proces komt onwillekeurig de eeuwenoude geschiedenis van onze beschaving in beeld: de bouw van de piramides bijvoorbeeld. Als ik de foto’s nu bekijk treft me dat steeds weer: die heroïsche strijd die de kunstenaar levert in het vinden van een vorm voor zijn ideeën en het temmen van zijn materiaal. Dit alles is prachtig vastgelegd in het kunstenaarsboek Servie Janssen performance Hengelo 22 8 79 (Nijmegen 1979 oplage 200).

Waypassenger
Vanaf 1977 tot 1983 werkte Janssen nauw samen met stichting De Appel te Amsterdam, hij trad als performance-kunstenaar regelmatig op in binnen en buitenland (Lyon, New York, Antwerpen, Warschau). Een aspect daarvan, het onderweg zijn, is door Janssen tijdens een performance voor Nijmeegse studenten, als volgt onderzocht. Twee sprekers lazen om beurtelings gedurende 40 minuten 37 korte door hem geschreven teksten, die door Stichting De Appel in Amsterdam zijn uitgegeven. Als een objectivatie van zijn eigen emoties klonken de door onbekende gereciteerde door hemzelf in het Engels geschreven teksten door de grote leeg gehouden ruimte. Hij blies, kruipend over de vloer, heel langzaam in een meellijn voor zich uit wegstuivend, af en toe onderbroken door geluid dat leek op seinsignalen. Gefascineerd door het idee van een Noordland, als werkstuk of environment heb ik hem onlangs voorgesteld het gevoel daaromtrent het iets voelen voor het noorden een naam te geven, kortom het land te noemen Northfeelland, afgekort NFL. Het is een niet bestaand land, noordelijk gelegen, op de kaart boven links van het midden, waarvan de aantrekkingskracht uitgaat als van een magnetische Noordpool op het kompas. Sporen van een reis en van menselijke aanwezigheid zouden in Northfeelland net als sporen van natuurelementen als sneeuw voor de zon verdwijnen en een kringloop beginnen. Blijvend is de romantische verwachting dat ergens een door noorderlicht verschoond gebied zou bestaan waar evenwicht en vrijheid te vinden zijn. Wanneer je echter op het witte vlak verdwaalt, loop je -volgens een natuurwet, de zwaartekracht (N 4)-, in een cirkel rond. Deze vicieuze cirkel kan slecht door fantasie en creativiteit worden doorbroken. Tijdens de imaginaire reis is de kunstenaar een vrij man; een waypassenger, dus een aan tussenstations opgenomen of uitgelaten passagier. De reis gaat figuurlijk verder; de passagier stapt in en uit en misschien vertelt hij enkele grappen. Northfeelland verschijnt aan de horizon. Ernst wordt bevrijd door humor (tekstpublicatie: István. L. Szénássy uit een catalogus uitgegeven als kunstenaarsboek Waypassenger Northfeelland (NFL) : acting art featuring Servie Janssen Bonnefanten Museum Maastricht 1978).

In de benedenruimte van De Appel in Amsterdam heb ik gewerkt aan de 'performance'; 'wilfeiten en intuitie'. Begonnen in een lege ruimte wilde ik zo open mogelijk - vanuit die situatie - een konfrontatie met publiek. Ik wilde voorkomen dat een 'uitgedacht verloop' van de gebeurtenis de meest aktuele gevoelens zou uitschakelen. Het innerlijke proces van het denken daarover - de buigzame lijn - wilde ik parallel hebben met de uiteindelijke manier waarop en waarmee ik zou gaan werken (uit Kunstenaarsboek Project in 'de appel' Nijmegen eigen beheer 1978 (oplage: 300).

Voor de andere kunstenaarsboeken klik op: kunstenaarsboeken van Servie Janssen

Pieter Engels - The selfportrait of this century

omslag The selfportrait of this century

fragment uit: The selfportrait of this century

achterkant: The selfportrait of this century

Het kunstenaarsboek 'The selfportrait of this century', The two (f)aces of (the first move to a new romantic scene, uitgegeven door Galerie 20 in Amsterdam uit 1968 is een representatieve uitgave van een conceptuele kunstenaar bij uitstek: Pieter Engels.

Terwijl begin jaren zestig alle kunstenaars hun haar lieten groeien en rondliepen in spijkerjacks, liet Engels zich van zijn laatste centen een maatpak aanmeten en zijn haar knippen. Clean shaven richtte in 1964 zijn een eigen bedrijfje op: EPO (Engels Product Organisation), creëerde een alter ego (Simon Es) dat promotiecampagnes bedacht en gladde reclameteksten schreef. Hij vervaardigde geen kunst maar prototypes, die hij in een showroom tentoonstelde. Zijn alter ego Simon S. - sales promoter en publiciteitsbrein achter EPO gebruikt hiervoor de wervende, gelikte taal die we kennen uit de reclamewereld.

Engels herstelde meubelen en deuren en vele andere objecten, die elk jaar in 'de nieuwe collectie' werden geshowd begeleid door fraai vormgegeven, duur-uitziend foldermateriaal: 'engels products - last luxury'. Hij begon met het stukzagen en herstellen van eenvoudig maar degelijk houten keukenmeubilair. De afgezaagde stukken bevestigde hij met scharnieren weer op hun plaats. Een stoere stoel kreeg de treffende hulpeloosheid van een paard dat door de voorbenen zakt. Het spierraam van het werk 'Bad constructed canvas' (ook in de titel zit een fout) bestaat eveneens uit scharnierende stukken. Vandaar dat het doek er slap in hangt, even onbruikbaar als de definitief vastgemaakte lakjas in het werk 'Meisjes-jas paneel'. Engels dacht en werkte vanuit een bewust decadente mentaliteit die zich onder andere uitte in shockerende spilzucht: 'het doorzagen van goed meubilair, doorknippen van geldige bankbiljetten, het misbruiken van dure lakjassen, irritatie opwekken, het zicht willen en kunnen permitteren slechtgeschreven boeken te schrijven, nieuwe auto's te beschadigen, moedwillig slechte produkten te willen afleveren...' (Engels, omstreeks 1966).

Het merk 'Engels' werd sterk door hem aangeprezen en uit het feit dat verschillende organisaties oprichtte blijkt dat hij het kunstwerk niet als uniek zag maar kunst in massa vervaardigde. In zijn vele en zeer verschillende projecten en uitgevoerde objecten en telkens weer nieuwe instituten en organisaties was hij erop uit te relativeren en ter discussie te stellen wat er in de kunst en in de wereld gebeurde.

fragment uit: the selfportrait of this century

Andere kunstenaarsboeken bij tentoonstellingen van Engels zijn:

- Luxury, Engels and his golden brain and hisgolden hands + I horse power (Galerie 20d Amsterdam 1966)

- Engels products - EPO - art: last luxury (Galerie 20d Amsterdam 1966)

- The selfportrait of this century (Stedelijk museum Amsterdam 1969 + Van Abbemuseum 1969): Bad constructed catalogue. 'In deze EPO-catalogus vindt u 48 lege pagina's. Dit heeft geen andere reden dan de catalogus flink dik te maken of om de niet-Engels' fans in hun overtuiging te sterken dat het meer lijkt dan het is'.

- Engels Third Institute for reseach in subcultural brainbuilding presents in cooperation with galerie 20 the first SUB_SHOW in Holland (Galerie 20 Amsterdam 1970)

- The selfportrait of this century : the impact of art is unchangeable/ the impact of art is unchangeable art (Stedelijk Museum Amsterdam 1972)

- The selfportrait of this century (I.C.C. Antwerpen 1972)

- Engels, a magician among artists.., epo-show,  rose omongst (an artificial bouquet of) fading artists, engels & es mind-shares, Karl Max, etc. (een serie van acht bladen ES' Gallery 1977)



Engels products - EPO - art: last luxury

Ad Gerritsen



Ad Gerritsen (fragmenten uit: Isolatie)
De ontwikkeling van Ad Gerritsen tot beeldend kunstenaar vond plaats in de jaren zeventig, een periode waarin het figuratieve schilderen weer terrein won, veelal door toedoen van Duitse Avant-gardisten, de zogenaamde ‘Nieuwe Wilden’. Vaak neemt hij als uitgangspunt een oude of recente foto uit de krant of uit een oud politiedossier, of hij gebruikt een afbeelding van heiligenbeelden, pornosterren, criminelen, naturisten, popsterren. Beelden van negatieve en positieve waarden, het normale en het abnormale, het aangepaste en het onaangepaste.






Ad Gerritsen
(omslag en fragmenten uit: Criminals)

Via zijn werk in een psychiatrische inrichting, begin van de zeventiger jaren, kwam hij in aanraking met misdadigers. Hij maakte studies van hun gezichten. Niet alleen hun, volgens de buitenwereld, buitensporige gedrag interesseerde hem, maar ook het menselijke aspect daarvan. De emoties die hij in beelden vertaalt lijken te beantwoorden aan patronen en normen die de maatschappij oplegt. Het spontane karakter van de ontroering wordt gekanaliseerd en gemanipuleerd. Hierdoor kun je bij Gerritsen niet spreken van een portret in de letterlijke zin van het woord. De gelaatstrekken van een persoon worden niet verbeeld met het oog op een treffende gelijkenis, maar eerder vanwege de algemene kenmerken van een bepaalde gemoedstoestand of een te verwachten gedragspatroon. Gerritsen is altijd maatschappelijk bezig. Hij kijkt in verwondering naar de dave rende dingen dezer dagen en reageert vervolgens op de idiotie die hij erin terugziet. Zijn kritische en messcherpe blik signaleert die verdwaasdheden zonder mankeren (Ad Gerritsen - De grote verwondering en SBK Breda). Dit alles wordt prachtig vastgelegd in Gerritsen zijn eerste kunstenaarsboek 'Criminals' (Exp/press Utrecht 1972). Dit boek is door Gerritsen handmatig bewerkt en ingekleurd. Hierin wordt zelfs een verslag gedaan van een persbericht uit 'Het Leven' van een moordgeval in in Veendam in 1923.




 Ad Gerritsen (fragmenten uit:
De mogelijkheden van objectiviteit

Ad Gerritsen heeft als onderwerp voor zijn boekwerken de registratie- en identificatiesystemen die op criminelen worden toegepast. Zijn kunst heeft alles te maken met omschrijven en rangschikken, met dossiers en archieven. Gerritsen heeft als logische consequentie zijn werk in 't boek vorm gegeven. Dit laatste is het belangrijkste kwaliteitscriterium bij het maken van een kunstwerk: een idee weergeven in een vorm die geen andere kan zijn zonder dat daarmee het idee tekort kan worden gedaan (uit: kunstenaarsboeken: twaalf benaderingen Museum Waterland 1981). 

Het rangschikken komt duidelijk tot uiting in het kunstenaarsboek De mogelijkheden van objectiviteit (Arnhem 1980).

In het kunstenaarsboek 'The tools of Charles Peace' (Exp/press Utrecht 1973) gaat het over de crimineel Charles Peace (1832-1879) en zijn gebruikte gereedschappen: 'Born in Sheffield. Son of a animal trainer. 'Portico thief'. 'cat burglar'. The tools, including a collapsible ladder and a false arm, used by the burglar and murderer'.

Ook in het kunstenaarsboek Ad Gerritsen, uitgegeven door Stedelijk Museum Schiedam in 1977 (layout: Hans Gaarenstroom) wordt een aantal keren verwijst naar misdadigers. Bijvoorbeeld een foto van 'a prisoner of myself' uit 1977 en een 'handboek voor gevangenen' uit 1976.

In het kunstenaarsboek Richard Speck case (Arnhem 1978) staan contour tekeningen van acht leerling verpleegkundigen die Richard Speck in 1966 in een verpleegstershuis in Chicago heeft vermoord.

Andere kunstenaarsboeken zijn:

- Een gescreende Marinus van der Lubbe (Sun Nijmegen 1972)
- Gaunerzinken, (eigen beheer Arnhem 1976 oplage 20 gen. ges.)
- Isolatie (Brummen, Uitg. Luxe werkjes 1977 oplage 51)
- Rape (eigen beheer Arnhem 1978)
- St Valentine's day Massacre (Arnhem 1978)
- Ad Gerritsen (eigen beheer ism Studium Generale TH Eindhoven Arnhem 1979)
- Some variations of the pattern (Hengelo 1979)
- De mogelijkheden van objectiviteit (Arnhem 1980)
- Verbeelde kriminelen (eigen beheer ism Sun Nijmegen1980 oplage 50 gen. ges.)



Ad Gerritsen (fragmenten uit:
'The tools of Charles Peace')
Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...