Maarten Beks en de spiegelingen van kunstenaars

Maarten Beks was vooral kunstliefhebber. Hij was, naast beeldend kunstenaar, tevens cultuurfilosoof, jurist, dichter, prozaïst, essayist, galeriehouder, vertaler en kunstcriticus. Hij schreef o.a. voor het tijdschrift Kunstbeeld. Bovendien schreef hij boeken over Leonardo da Vinci, Jeroen Bosch, Vincent van Gogh en Edouard Manet en nog veel meer. Beks schreef vele inleidingen in catalogi van tentoonstellingen. Ook heeft hij medewerking verleend aan de tentoonstelling Art Information Festival 1975. Hij heeft de inleiding in de betreffende catalogus geschreven: 'kunstkritiek en conceptuele kunst'. Pas in het begin van de jaren zeventig begon Beks met tekenen. Veel tekeningen zijn opgenomen in de collectie van het CODA Museum. Het is met name zijn niet aflatende bewondering voor Goethe, die de kunstenaar in zijn tekeningen uitleeft, zoals in het kunstenaarsboek Gesprekken met Goethe tijdens diens reis naar Italië. Verslag van een sentimentele bedevaart (Brummense Uitgeverij van Luxe Werkjes, 1979, oplage 61 ges.). Zijn andere interesses leiden vanaf dan nog slechts een parallel-bestaan en vinden hun weerslag in het schrijven van artikelen, essays en boeken.

Beks heeft aan onderstaande kunstenaarsboeken bijgedragen die vervaardigd zijn door Koos van Tol en die zijn uitgegeven door de Stichting Ravenberg Pers in Oosterbeek. Beks was er een van de stichters van, samen met Yves Huon de Kermadec en Koos van Tol.

* Een gids voor Bibliopolis (1978 oplage 100)
* Poème Discontinu. Gebroken gedicht (gedichten van Pierre Borgue en tekeningen van Beks, 1979 oplage 335/50 gen./ges.)
* Een hol in de zon/A cave in the sun (gedichten van Emmy Crebolder en tekeningen/illustraties van Koos van Tol en Beks, 1979 oplage 250/50 gen./ges.)
* Flora en Fauna (prozagedichten van Francis Ponger 1980 oplage 60 gen./ges.)


Omslag Taal Beeld Taal
Bijdrage Ulay, Taal Beeld Taal
Beks heeft verder een prachtige en boeiende serie kunstenaarsboeken mede samengesteld voor de Uitgever Brummen: Broeks Bureau Voor Luxe Werkjes in Beuningen (1975-1976 oplage 150 gen.): Transit (No. 1 'Taal Beeld Taal / Langage Image Langage / Sprache Image Sprache / Language Image Language'; No. 2 'Mirror / Spiegel / Miroir'; No. 3 'Transit, Translation, Transformation'). De andere samenstellers zijn: Pierre Borgue, Nathalie Bouvy, Hans Brand, Jan Brand, Geurt van Dijk, Urias Nooteboom, Wim Scheepens en Hans Witte.
In de serie "Transit" zijn (originele) bijdragen op het gebied van conceptuele kunst en visuele poëzie met een international karakter opgenomen van: Raymond Abellio, Gilberte Aigrisse, Woody van Amen, Armando, John Baldessari, Anna Banana, J.J. Beljon, Ben, Peter van Beveren, Christian Boltanski, Pierre Borgue, Jan Brand, Ian Breakwell, Ulisses Carion, Luciano Castelli, Cavellini, Pierre Dhainaut, Geurt van Dijk, Peter v.d. Feltz, Leonor Fini, Ad Gerritsen, Michael Gibbs, Paul Grégoire, J.Pierre Jossua, J. Klauke, Kurt Kren, Richard Lond, Serge Lutens, André Miguel, Natalia LL, Luigio Ontani, Hans Pieko, Arnulf Rainer, Henri Raynal, Gerard Reve, Ben Sleeuwenhoek, Ulay, Timm Ulrichs, Stefan Verwey, herman de vries, etc.

John Liggins heeft zelfs als bijdrage een kunstenaarsboekje toegevoegd: Exchanging Languages.


Maarten Beks en H. Witte transister (bijdrage Spiegel)
In 'Mirror / Spiegel / Miroir' hebben de kunstenaars werken opgenomen die geïnspireerd zijn op de spiegel. Het boek begint met 'Es ergo sum' van Beks en gaat over de spiegel en het surrealisme aan de hand van beschrijvingen van Claude Roger-Marx en Nicolas Calas (resp. anti-narcisme en contra-narcisme). Uiteindelijk 'onbruikbaar' als inleiding. Beks: "Uit het bovenstaande is een korte, beredeneerde katalogus van alles wat tijdens de voorbereiding van dit spiegel-nummer binnen Transit-redactie ter sprake is geweest. Toen deze besprekingen waren afgesloten kwamen we tot de slotsom dat ons opgravingswerk kan worden samengevat in een 'titre prélimitaire', maar nog lang niet in een inleiding".

Woody van Amen spiegelschrift (bijdrage met spiegeltje in Spiegel)

Ad Gerritsen prisoner of myself (bijdrage in dichte enveloppen in Spiegel)
Ulay Bergen aan Zee 1973 (bijdrage in Spiegel)
Niet alle bijdragen zijn origineel. Arnulf Rainer en Christian Boltanski bijvoorbeeld hebben bestaand werk ingezonden. 'L 'album photographique de Christian Boltanski: 1948-1956' is al in 1972 gemaakt. De polaroidfoto's 'Man-Vrouw' van Ulay zijn in 1974 in Galerie Seriaal tentoongesteld. Een van de Porträt van Rainer was ook tentoongesteld op de Art Information Festival Middelburg in 1975 en opgenomen in de catalogus van Peter van Beveren. Daarentegen zijn de bijdragen 'Es ergo sum' (in facsimile), 'small mirror talk' en 'Transister' van Beks wel origineel. Andere originele bijdragen zijn o.a. van Karin Beks (de dochter van Maarten), Piere Borgue, Elma Beks (de vrouw van Beks), Mott Yeckup, Geurt van Dijk, Michael Gibbs, Clareboudt, Jaap Wieseman, Nes Krid, Ben Sleeuwenhoek, Ad Gerritsen, Raul Marroquin, Timm Ulrichs, Peter van Beveren, Woody van Amen, Johan van Geluwe, Ad Merx, Jan Brand/Z. Huisman en David Parsons.


Natalia LL post-consumer art
(bijdrage Spiegel)
Een interessante bijdrage is die van de Poolse kunstenares Natalia LL (Natalia Lach-Lachowicz): 'post-consumer art'. Het bestaat uit een reeks foto's met een statement over 'post-consumer art'. In de jaren ‘70 domineerde het 'fotomedializm' in Polen. De stroming onderzocht de mogelijkheden van fotografie in relatie met andere vormen van kunst zoals performance. Een belangrijke groep op gebied van fotomedializm was de groep ‘Permafo’ (1970-1980). Tot deze groep behoorden Dlubak, Andrzej en Natalia Lach-Lachowicz. Deze groep was voornamelijk bezig met het begrip van kunst en legde het accent op 'kunst zonder grenzen'. De belangrijkste kunstenaar van deze groep was Natalia LL. Haar installaties uit de jaren zestig en zeventig kan beschreven worden als pop-art met een sterk erotisch, bijna pornografische sfeer. Ze maakte gebruik van schilderkunst, fotografie en grafiek. In haar sterk erotische werk 'Sztuka konsumpcyjna' probeerde ze de onbereikbaarheid van het westerse niveau van leven uit te beelden. In de jaren ‘70 maakte Lachowicz veel gebruik van het onderwerp feminisme. In de jaren ‘80 stond veel van haar werk in het teken van religie (bron: Paulina Szatanska 2004). In 1978 en 1979 heeft zij in De Appel Amsterdam deel genomen aan de tentoonstellingen 'Feministische Kunst International' en 'Works and Words'.

Allen Ruppersberg

Omslag: Allen Ruppersberg
De conceptuele kunstenaar Allen Ruppersberg stelt sinds de vroege jaren zeventig de dubbelzinnige relatie tussen realiteit en fictie aan de orde en ontwikkelde zijn werk in Los Angeles in de omgeving van Ruscha en Baldessari. Ook had hij in die tijd daar contact met Ger van Elk en Bas Jan Ader. Ruppersberg is gefascineerd door de stad Los Angeles met zijn filmstudio's, stranden, boulevards en winkelcentra. Hij gebruikt vaak combinaties van teksten en foto's (narrative art) met deze stad als onderwerp. De Amerikaanse filmindustrie, tijdschrift illustraties, het massa-geproduceerde boek, het amateurkiekje, de ansichtkaart etc. leveren het grootste deel van de beelden die in zijn werk verschijnen.

Boeken spelen een belangrijke, maar ambivalente rol in Ruppersberg conceptuele oeuvre. Boek en tekst zijn, volgens Ruppersberg, net al het beeld dragers van geschiedenissen en mythen; ze leiden tot kennis, maar ook tot spraakverwarring en hebzucht en kunnen zelfs de dood veroorzaken. Ruppersberg reproduceert minutieus krantenartikelen of brieven van beroemde schrijvers en combineert deze met reclameslogans en clichés tot op verschillende wijzen leesbare verhalen. Ook in zijn installaties speelt dit principe een rol. Door de combinaties van beelden, titels van boeken en flapteksten ontstaat een meerduidige sociaal-culturele geschiedenis van de Verenigde Staten.

fragment uit: Allen Ruppersberg
In het kunstenaarsboek Allen Ruppersberg uit 1973 (This publication stands for Stedelijk Museum catalogus no. 548) zijn twee fotoreeksen opgenomen: 'Between the scenes' en 'The Fairy Godmother'. De foto's zijn afgebeeld op de rechterpagina's en de bijbehorende teksten op de linkerpagina's. Op de fotoreeks 'Between two scenes' zien wij Ruppersberg zitten op een stoel. Hij is op zoek naar tekstfragmenten uit oude Hollywood films. Hij hergebruikt deze teksten in zijn kunst. Op zijn lichaam zijn namen geprojecteerd van avant garde kunstenaars uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Op de foto's zijn teksten van een 'aftiteling' van een film in spiegelbeeld afgebeeld. Een tekst bij één van de foto's luidt: "An oversized box arrives from Paris". Bij de andere foto's staat: 'Self-explanatory'. Bij één foto wordt iets anders vermeld: 'A mysterious note written in a very female hand'. Op de achtergrond zijn beelden te zien van oude Hollywood films. Ruppersberg zit in feite tussen de geprojecteerde namen en de scene op de achtergrond in. Tussen de invloedrijke avant garde cultuur en de huidige massacultuur zoals hij dat nu meemaakt in Los Angeles. Uiteindelijk leidt deze situatie, de kennisvergaring en zijn hebzucht tot de dood. Op de laatste foto houdt Rupperberg een pistool tegen zijn hoofd met de tekst: 'The end'.

Ruppersberg: "First, I began with the idea of a narrator: myself usually, the artist, or correctly, the artist playing a fictional role. I also tried to incorporate the layering technique of stories and novels. Between the Scenes, 1972, was one of the first pieces where I tried to use narrative techniques. I also started to use words in the photographs combined with a page of text. I think Between the Scenes is one of the best of these works" (uit: Interview with Allen Ruppersberg, Frédéric Paul 1999).

fragment uit: Allen Ruppersberg
Op 'The Fairy Godmother' zien wij Rupperberg steeds afgebeeld met een andere masker en op de achtergrond straatbeelden van Los Angeles. Elke keer neemt hij een andere identiteit aan en elke keer wordt in een interview dezelfde vraag gesteld: 'Have you ever been an artist?'. Op deze vraag geeft hij verschillende antwoorden. Ook wordt gevraagd of hij één van de volgende figuren zou willen zijn: Tom Sawyer, Dr. Jekyllor or Mr. Hyde, Robinson Crusoe en Jay Katsby. Dit zijn hoofdpersonen uit de Amerikaanse literatuur. Allen Ruppersberg is een fanaat lezer, boekenverzamelaar, kopiist en schrijver. Boeken als 'Walden' van Thoreau en 'Het portret van Dorian Gray' van Oscar Wilde heeft hij overgeschreven' als een middeleeuwse monnik die manuscripten vermenigvuldigt. Wie Ruppersberg's literaire bronnen bestudeert treft daar Edgar Allen Poe, Raymond Roussel en Tristan Tzara aan, namen die in de Europese beeldende kunst bij Broodthaers en Paolini opduiken. Maar Ruppersberg is informeler en kan zich even zeer interesseren voor de goedkope pocket en het stripverhaal als voor grote literatuur. Hij verbindt zich steeds met het banale, met de wereld van de supermarktreclame, waarvan hij de slogans ad absurdum doorvoert (bron: De Appel Amsterdam 1991).

De onzichtbare werkelijkheid van Yutaka Matsuzawa




Yutaka Matsuzawa
(Omslag en fragmenten uit: Catechism Art 1973)
Vanuit een diepgewortelde zen-filosofie is het hoofddoel van de Japanse conceptuele kunstenaar, performer en curator Yutaka Matsuzawa het gezamenlijk bezitten en beleven van 'ku-ge-kan' (de lege ruimte). Het is hetzelfde als 'mu' in de zen-conceptie (de traditionele Japanse denkwijze) en betekent in het Japans 'niets' (de algehele afwezigheid van 'iets'). Een en ander heeft te maken met de Oosterse gedachte: 'shiki soku ze ku, ku soku ze shiki' wat betekent: bestaan is gelijk aan niets en niets is gelijk aan bestaan.

Matsuzawa is sterk geïnteresseerd in hoeverre deze traditionele denkwijzen in de hedendaagse conceptuele kunst kunnen worden ingevoerd, en hij stelt, dat wanneer we de condities van 'mu' bezitten, we een absolute, door niets belemmerde communicatie met elkaar zullen hebben. Hij wil de mensen behulpzaam zijn bij het binnendringen in deze denkbeeldige ruimte. Ook introduceerde hij in zijn werk het begrip (teken) Psi. Psi wordt gebruikt om de onzichtbare aanwezigheid uit te drukken. Neem bijvoorbeeld een potlood. Ontdaan van zijn fysieke eigenschappen zoals gewicht, kleur en vorm bestaat het potlood nog steeds, alleen in onzichtbare toestand. Dit nu is Psi.

Matsuzawa's doel is om Psi te doen waarnemen. Hij scheidt eerst idee en waarneming zo veel mogelijk waarna hij ze, zonder de hulp van welk medium dan ook, weer verbindt. Alles tussen idee en waarneming moet worden uitgebannen omdat het een direct contact tegengaat (zoals het potlood ontdaan moet worden van zijn fysieke eigenschappen om Psi zonder hinder te kunnen waarnemen). Echte ruimte moet verdwijnen en onzichtbare ruimte moet er voor in de plaats komen (bron: Adriaan van Ravesteijn Museumjournaal 1970).

Het Kunstenaarsboek Catechism art (Art & Project Amsterdam 1973 oplage 300 met witte enveloppe) bestaat uit negen 'statements' die de lezer vragen om de lege pagina's (de 'mu') in het boek als onderdeel van een mandala (een plan of geometrisch patroon dat symbolisch de kosmos uitbeeldt) te overwegen. "These nine catechetic pieces are coincident with nine assemblies of the diamond mandala and exhibit numerous mandalas by removal". Het is een religieuze doctrine (leerstellingen) in vorm van vragen en antwoorden. Zo beleven wij vanuit een gezamenlijk bezit een absolute, door niets belemmerde communicatie met elkaar. De lezer wordt uitgenodigd om een expositie te creëren in zijn of haar gedachte.

Matsuzawa gebruikt naast kunstenaarsboeken ook manifesten, uitnodigingen (o.a. bulletins: Art & Project nr. 21/1970, nr. 42/1971 en nr. 84/1975), performance en installaties om zijn verklaringen uit te beelden. "My art piece presented in Bulletin 21 of Art & Project in Amsterdam, in 1971, was: 'You. Fill the frame of the Diamond World Mandala with water and drink to satisfy your thirst'. My art piece presented via radio on NHK broadcast in Japan, in 1982, was: 'Now, imagine a white square in your mind, then fill it with water and quench your thirst with it'. These two pieces are the keys to solving the theories supporting my art. These works are like questions which cut like swords. They ask a person whether she/he is brave; they ask her/him to abandon the established things and desperate catechetic questions. And they ask us whether we can surpass matters, concrete things, and modern civilization" (uit: Yutaka Matsuzawa 'talks to' Louwrien Wijers 2007).


Uitnodiging met bijlage voor
Podio del mondo per l'arte Middelburg

Matsuzawa Art & Project nr. 21 1970

De intensieve beeldtekens van Enzo Cucchi

Enzo Cucchi. Eroe delle campagne marchigiane 1980
(omslag boekje Jonge Italianen)
In de jaren tachtig trokken de kunstenaars de publicaties over hun werk naar zich toe. Ze namen zelf het initiatief, zochten zelf het beeldmateriaal uit, gingen zelf op zoek naar schrijvers en ontwerpers. Het beruchte 'mapje' waar kunstenaars vroeger de boer mee op moesten, maakte plaats voor het effectievere 'boekje'. Toch hadden de meeste van deze boekjes nog steeds het karakter van een catalogus. Bij een aantal kunstenaars liep echter de catalogus over in het kunstenaarsboek (bron: Rob Perrée). Dit laatste was vooral het geval bij de jonge Italiaanse kunstenaars. Zij bedachten de ontwerpen en leverden originele bijdragen voor de catalogus van het Stedelijk Museum Amsterdam (ism Kunsthalle Basel en Museum Folkwang Essen. Jonge Italianen: Sandro Chia, Francesco Clemente, Enzo Cucchi, Nicola de Maria, Luigi Ontani, Mimmo Paladino, Ernesto Tatafiore 1980 oplage 900) en het Groninger Museum (ism Bonner Kunstverein en Stadtische Galerie Wolfsburg. Die Enthauptete Hand: 100 tekeningen uit Italie. schetsboekjes van Chia, Clemente, Cucchi, Paladino 1980).

De Italiaanse kunstcriticus Achille Bonito Olivia noemde in 1979 de Italiaanse versie van het Duitse Neo Expressionisme en de Amerikaanse New Image Painting ‘Transavanguardia'. Wat hun verbond was de terugkeer naar de schilderkunst die werd gekenmerkt door een bepaalde hevigheid in expressie en verwerking plus de keuze van de thema’s, geïnspireerd op de romantische heimwee naar de Italiaanse culturele traditie uit het verleden en de katholieke religie. De Duitse kunstcriticus Wolfgang Max Faust wijst op de beeldtaal van het extreem-subjectieve werk van de Italiaanse kunstenaars: een soort geheimschrift dat zou duiden op een herdefiniëring van het ik-besef en op de veelstemmigheid van het ik. De beeldfragmenten die aan het innerlijke van de kunstenaar ontspringen, vertonen geen samenhang en kunnen meerduidig geïnterpreteerd worden.

Bij Enzo Cucchi komt deze subjectiviteit niet zozeer tot uitdrukking in een emotioneel geladen ik-betrokkenheid, maar meer in zijn persoonlijke visie op de dingen. De steeds weerkerende titels met ‘heiligen’ en ‘helden’, met ‘toverlandschappen’ en ‘steenwonderen’ duiden op een eigen iconografie van een zeer poëtische beeldende taal die niet zonder meer op één lijn moet worden gesteld met orthodoxe religiositeit en die niet makkelijk vertaald kan worden. Hier worden bij lokale 'dialecten' beleefd als een noodzakelijke verrijking en een nieuwe bron van energie. Het denkbeeld van de ‘heiligheid’ der dingen is nauw verbonden met het verlangen van Cucchi om met behulp van de kunst een nauwere relatie met de dingen tot stand te brengen; weer dicht bij dingen te zijn en als een kind ook een soortgelijke gevoelstoestand te bereiken. ‘De tekeningen hebben die intensiteit, ze hebben de mogelijkheid tot die grote intensiteit'. De tekeningen ontstaan en bevinden zich op een niveau tussen hemel en aarde, mysterie en realiteit: ‘Deze tekeningen stellen voor het huis van de schilder als gevuld in de lucht; ze doen hem beven van angst en verwondering. Beelden zweven door de lucht op grote beesten en slaan met grote handen op opgetilde huizen; waar de tekeningen tevoorschijn springen voor de slag. Maar ze komen niet voort uit angst en ontzag; maar uit een vreemde beroering, radend naar mysterie’.

(fragment Giulio Cesare Roma)

(fragment Giulio Cesare Roma)

(fragment Giulio Cesare Roma)

(fragment Giulio Cesare Roma)
Volgens Cucchi staan de legenden niet alleen voor een geestelijke houding ten aanzien van dingen, maar ook voor de energie van de natuur. ‘Die legenden zijn het enige echte, dat we op aarde bezitten. Ze gaan over belangrijke dingen in het leven: de vrouw, de bergen, de zee. Ze zijn de bergen, de bergen bestaan en zijn echt. Alles wat een mens zegt of doet is specifiek en heeft te maken met een bepaald historisch moment, maar de legenden blijven en leven voort’, aldus Cucchi. Legenden zijn veelal plaatsgebonden en dus is het niet verwonderlijk dat voor Cucchi de omgeving, de plaats van afkomst, van groot belang is. Hij gelooft dat de mens erin wortelt en er niet los van kan raken. Het wordt een projectie van iets dat uit hemzelf komt. Dit proces is vooral goed te volgen in de foto’s die hij voor het kunstenaarsboek met de titel 'Giulio Cesare Roma' bewerkte ter begeleiding van zijn tentoonstelling in het Stedelijk Museum (cat. nr. 702) en in Kunsthalle Basel in 1983/1984. De voorstellingen appelleren aan collectief onderbewuste beelden van angst en dreiging en hebben te maken met de rol die Cucchi aan de angst toekent om er vat op te krijgen, om hem te bezweren en de toekomst te redden. Het is volgens hem een van de belangrijkste algemeen menselijke gevoelens.

I santi sono belli in pittura (fragment: Die Enthauptete Hand)
Vento di Vino (fragment: Die Enthauptete Hand)
Wolfgang Max Faust omschrijft de tekeningen in een inleiding van Die Enthauptete Hand heel treffend: "Zijn tekeningen zitten vol met intensieve beeldtekens, die elkaar beinvloeden, zich uit elkar ontwikkelen en steeds nieuwe combibaties vormen. Er dient zich een effectieve iconografie aan. We herkennen spoorwegen, boten, bliksemstralen en schoorstenen. We zien dieren en kleine kinderen, getallen en cafétafels. I santi sono belli in pittura (geschilderde heiligen zijn mooi) - de tekening van Cucchi weerlegt de titel: meedogenloos laat hij de koppen van heiligen op cafétafels zien. Hij beeldt de wreedheid van weleer uit en laat die contrast vormen met het luchtige leven. Het blijft echter de vraag of de titels de tekeningen wérkelijk verklaren. Per slot van rekening zijn zij ook bepaald door de associatieve meerduidigheid, die als een gedachtenspel op de tekening drukt. Tot welke kosmologische dimensies dit kan leiden, laat de tekening Vento di Vino zien. De 'Wind van de Wijn' is tegelijkertijd de 'Storm van God', Vento divino - Ruach Jahwe, Pneuma Theou - die het visioen van het einde der wereld begeleidt. In het midden van de tekening zien we de engel van de apocalyps: ' En ik zag een sterke engel uit de hemel neerdalen, bekleed met een wolk, en de regenboog was op zijn hoofd en zijn gelaat was als de zon en zijn voeten waren als zuilen van vuur... en hij zette zijn rechtervoet op de zee en de linker op de aarde, en hij riep met een luide stem, zoals een leeuw brult. En toen hij riep, lieten zeven donderslagen hun stem horen. En toen de zeven donderslagen gesproken hadden, wilde ik het opschrijven, maar ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Vergezel hetgeen de zeven donderslagen gesprokken hebben en schrijf het niet op'. (openbaring: 10). Cucchi roept in zijn tekening niet alleen de traditionele voorstelling van deze scene op, zoals we die ongeveer ook van Dürer kennen, maar hij laat de scene ook op de context waaruit hij stamt terugslaan. De tekenende hand moet 'het weten' verbergen. Het gaat niet om het opschrijven, maar om het visioen".

Madelon Hooykaas & Bert Schierbeek

omslag Deathshadow
Het eerste videowerk van Elsa Stansfield en Madelon Hooykaas dateert uit 1975. Zij houden zich daarin bezig met verschillende werkelijkheidsniveaus, met begrippen als ruimte, tijd en beweging. Beeld en geluid zijn hierin gelijkwaardige bestanddelen. De eeuwigheid van natuurcyclussen in vergelijking met de tijdelijke aanwezigheid van de mens is ook een terugkerende thematiek, die getoond wordt in niet-narratief gerangschikte beelden van de natuur, de elementen en de omgeving. Later kozen zij steeds meer voor een cyclische weergave van de tijd. Tevens breidden zij hun themathiek uit met het onderwerp vergankelijkheid (eindigheid, sterfelijkheid en leegheid).

De cyclische weergave van de tijd en de vergankelijkheid zijn bestanddelen die duidelijk terugkomen in het kunstenaarsboek Deathshadow (Fizz-Subvers Press Alkmaar 1976 oplage 500). Deathshadow is een serie foto's gemaakt door Hooykaas bestaande uit 21 met tussenpozen van 2 minuten gemaakte opnamen vanaf hetzelfde standpunt gemaakt. De afgebeelde schaduw op een muur van een huis beweegt zich daardoor van links naar recht. Bert Schierbeek heeft aan de hand van deze foto's een gedicht gemaakt. De foto's zijn afgebeeld op de rechterpagina's en het gedicht in Nederlands, Engels en Frans van Schierbeek in handschrift op de linkerpagina's.

Madelon heeft een fascinatie voor het effect van schaduw en gebruikt de schaduw als cruciaal beeldend middel en dan in het bijzonder schaduw in beweging. Hooykaas gebruikt schaduw met als doel licht en tijd vast te leggen. Beide kunstenaars gebruiken in 'Deathshadow' de schaduw verder niet voor het creëren van illusies en schaduw ’spel’. De kunstenaars gebruiken de schaduw als metafoor voor thema's: tijd (de tijdelijk aanwezigheid van de mens) en de dood.

fragment Deathshadow
Schaduw is voor Madelon een aspect van de werkelijkheid en al fotograferend ontstaat de zuivere poëzie van Schierbeek:

de zon
op een muur
(afbraak)
en
daartussen
een schoorsteen
zijn schaduw
op die muur
(die afbreekt)

het is licht
het wordt zo donker
dat je
(bijna)
geen mens
meer ziet
(opgelost
in het licht)

er is zwart
en wit
en een lijn
die de zon beweegt
tot
een vorm
die
beweegt

langzaam trekt het
licht de
schaduw de
mantel
uit

teruggebracht
tot streep
kaal en ijl
als de dood

vlijmscherp
nog éénmaal
licht op een
muur nog
éénmaal
muur

dan vallen
licht en schaduw
samen

schoorsteen weg
muur weg
schaduw weg
(mensen weg)

alleen het licht
onzichtbaar
mist zich zelf

voor Else Madelon
Bert Schierbeek

De beeldenmaker Hannes Postma

Direct na de Tweede Wereldoorlog zijn naast de Cobra-uitgaven ook door Galerie Maeght in Parijs kunstenaarsboeken uitgegeven: Bram van Velde, Geer van Velde en de Belgen Raul Ubac en Pol Bury. In 1953 vervaardigde Harry van Kruiningen zijn eerste kunstenaarsboek: Metamorphosen. Twee jaar later gaf Bert Schierbeek De blinde zwemmers uit en Hugo Claus Paal en perk. Lucebert vervaardigde in 1959 zijn prachtige Lithologie. In 1960 publiceerde Galerie der Spiegel een kunstenaarsboek van Anton Heyboer met originele etsen. Een jaar later kwam Pol Bury met een opvallend kunstenaarsboek: La Boule et le trou. Begin jaren zestig vervaardigde Dotremont twee kunstenaarsboeken: Mon qui en Dessins. Bert Schierbeek vervaardigde in de jaren zestig samen met de kunstenaars Jef Diederen Jan Sierhuis en Madelon Hooykaas kunstenaarsboeken.

Omslag Hocus Focus
Voor de stroom conceptuele kunstenaarsboeken vanaf eind jaren zestig (herman de vries, Jan Dibbets en Stanley Brouwn) kwam Hannes Postma in 1967 met een schitterende publicatie: Hocus Focus (Paris, Éditions Atelier Clot, 1967 oplage 400/50 ges. 19 originele litho's). Dit kunstenaarsboek is een typisch exponent van de nieuwe figuratie. Een verzamelnaam voor een groep kunstenaars die in de jaren zestig en zeventig een hernieuwde belangstelling kregen voor de figuratieve elementen in de schilderkunst. Geestesgenoten zijn de Belgen Roger Raveel, Raoul de Keyser, Etienne Elias en de Nederlander Lucassen. De kunstcriticus Cor Blok heeft de stijl van Postma schitterend en bijna poëtisch verwoord in de inleiding van de catalogus die werd uitgegeven naar aanleiding van de tentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam van tekeningen van Postma in 1967.



"Van dichtbij bekeken is het niet zo leuk wat de mensen in de tekeningen van Hannes Postma overkomt. Op zijn minst worden ze uitgerekt tot een soort broodjes, of samengeperst tot pakketjes armen en benen. Ze zijn steeds in heftige beroering, rijzen op, zweven of worden over het vlak geschoten, botsen, raken verzeild in explosies en worden door vlakken met scherpe kanten in repen verdeeld. Hun handen en voeten laten los, vermenigvuldigen zich en vliegen de ruimte in. Hun hoofden gaan over in balloons, die een eind verder weer tot lichamen uitzetten. Ze botsen op allerlei kosmisch meubilair (planken, kisten, kleerhangers, hoeden, golvende aardkorsten) dat de ruimte onveilig maakt... Natuurlijk is het niet zonder betekenis dat Hannes Postma componeert met vormen die onze eigen wereld oproepen en niet met cirkels en vierkanten. Zijn ruimte is een echte ruimte, al zijn dichtbij en veraf er verwisselbaar geworden, een immense ruimte waarin de aarde fragmentarisch verschijnt... De gebeurtenissen, de scherpe kanten gaan ons aan via de getekende vlezen. Op een zichtbare kleurstroom waaien woordeloze balloons als rookwolken of bloeddruppels ons gezichtsveld uit. In de kisten zitten surprises (en niet alleen aardige, Postma noemt ze dozen van Pandora), embryo's, stukken landschap en water; misschien zijn ze ook schuilplaatsen. Hulpeloze mensjes hangen tegenover de kosmische autoriteit van enorme jassen en hoeden, in een wereld waarin alles, zijzelf inbegrepen, tegelijk zichzelf en iets anders is of op zijn minst bezig is om iets anders te worden".

"Hannes Postma is een beeldenmaker, iemand die als een magiër mensen en ruimten oproept. Maar hij is zelf ook een kijker naar die beelden, die met enige ironie al dat gespartel aanziet en in staat is grapjes uit te halen met een geheimzinnige. Zonder ons zijn persoonlijkheid op te dringen spreekt hij een heel persoonlijke taal".

Dit blijkt mede uit de titel, Hocus Focus. De titel en de litho's zijn een helder statement waarin door een kleine ingreep nieuwe inzicht ontstaat. Postma associeert een nieuwe woord betekenis, de taal is levende materie. De titel is 'a pun'. De traditionele toverspreuk luidt 'hocus pocus pilatus pas', waarbij de truc is dat iets kortstondig verdwijnt of opduikt. Het is de sensatie van het gordijn dat open gaat, het verhaal begint en de spanning van het moment van verwondering met een transformatieve kracht wordt gevoeld. Op de eerste litho staat verder: "twee is oneindig één in focus". Focus betekent brandpunt oftewel zoiets als mentale gerichtheid. Het wordt echter gebruikt als het woord 'aandacht'. Aandacht is: het op één punt richten van het waarnemingsvermogen. Door het gebruik van het woord 'focus' valt de nadruk niet meer op wat de geest zelf doet, maar op het onderwerp waarop de aandacht wordt gericht, het 'brandpunt'. In het rijmende Hocus Focus wijzigt Postma de betekenis lichtjes (in maar één letter) en resoluut naar het brandpunt, het magische moment van verwondering van Hocus én Focus in zijn oneindigheid.


Het universele beeldtaal van A.R. Penck


Penck (voor- en achterkant omslag
 Sanfte Theorie uber Arsch, Asche und Vegetation
In het kunstenaarsboek Sanfte Theorie uber Arsch, Asche und Vegetation van de Duitser A.R. Penck (Groninger Museum 1979) bestaat uit bladzijden vol met oertekens en een aantal tekeningen. Het boek is een verzameling van facsimile reproducties van een selectie van tekeningen en teksten uit zijn notitieboekjes en schetsboeken. Penck was een belangrijke vertegenwoordiger van het neo-expressionisme. Zijn schilderwerken, sculpturen en boeken vallen terug op de archeologie. Uit de prehistorische grotschilderingen blijkt volgens Penck dat de mens vanaf de oertijd behoefte had aan communicatie.



 fragmenten uit:
Sanfte Theorie uber Arsch, Asche und Vegetation
Al in de tweede helft van de jaren zestig hoopte hij, mede geïnspireerd door de cybernetica, met de 'streep-poppetjes' en andere tekens van zijn 'Weltbilder', 'Systembilder' en 'Standart'-werken een universele beeldtaal te ontwerpen die de menselijke communicatie inzichtelijk zou maken en daardoor zou bijdragen tot verandering van de samenleving, een streven dat nauw samenhing met zijn geïsoleerde positie in het toenmalige Oost-Duitsland. Deze oersymbolen reduceerde de komplexe realiteit tot basisgegevens. Deze oertekens deden zowel beroep op het onderbewuste als op het intellekt. In zijn boeken zet hij vaak zijn intenties uiteen. Penck's schematische figuren doen niet alleen aan eigentijdse pictogrammen en prehistorische schilderingen denken, zij roepen ook herinneringen op aan het werk van kunstenaars die al begin vorige eeuw belangstelling voor het primitivisme toonden (Picasso en Klee) en aan Graffiti en aan kindertekeningen (bron: Expressionisme OU).

Een ander kunstenaarsboek is Europäische Sonette (Galerie Wide White Space, Antwerpen 1973 oplage 500).



 fragmenten uit:
Sanfte Theorie uber Arsch, Asche und Vegetation

Projectkunstenaar Lex Wechgelaar


Lex Wechgelaar (fragmenten uit: Project Maastricht/Jekerdam)
Onderwerp van de tweede editie van Atlas voor een Nieuwe Metropool is het project Maastricht/Jekerdam (Rotterdam 1971 oplage 500) van de conceptuele kunstenaar Lex Wechgelaar. "Een kort en eenvoudig verslag van een studie- en vakantiereis naar Maastricht. De twee rivieren, Maas en Jeker, hebben voornamelijk de stad bepaald. De Maas stimuleerde handel en verkeer; de Jeker leverde energie en water voor de eerste industrie. In het huidige Maastricht verdeelt de Maas de stad in twee ongeveer gelijke helften en is de Jeker gedeeltelijk overkapt en opgenomen in de stadsarchitectuur. Een oplossing voor het verdeeld zijn van de stad en een mogelijkheid tot uitbreiding van het centrum lijkt mij het overkappen van de Maas over de op de kaart aangegeven lengte. Onder de overkapping kan het scheepvaartverkeer normaal doorgang vinden; op de overkapping ontstaat een uitgebreid bouwterrein, dat naar behoefte kan worden ingericht. Het onzichtbaar maken van de Maas maakt wellicht de naam Maastricht verder ongeschikt voor de stad. Gezien de ligging en de geschiedenis van de Jeker in de stad lijkt Jekerdam mij een goed alternatief. Door een enquête van Intomart werd de mening van de bevolking over een en ander gepeild".

Andere soortgelijke projecten heeft Lex Wechgelaar vastgelegd in het Kunstenaarsboek 3 Projecten (Uitgever: Hoensbroek Rosbeek 1975). Deze bestaat uit drie delen in een omslag: project 1: Gekooide weg; project 2: Afsluiting Waddenzee; project 3: Moderne ruïne : monument voor de hedendaagse woningbouw. Het laatst project is in kader van Sonsbeek 71 in Maastricht gerealiseerd. Alle kaarten en plannen bij de projecten zijn gereproduceerd van de originele kopieën of lichtdrukken.

Het project Gekooide weg: "plaats een ijzeren kooi op dat gedeelte van een autoweg, waar geregeld ongelukken plaatsvinden, die hoofdzakelijk aan de weg zelf te wijten zijn. Het verkeer kan voortgang vinden door over de looi te rijden". De map bestaat uit: projecttekening Gekooide weg, voorlopige prijsopgave, correspondentie over eventuele aanpassingen en verkeersongevallen statistiek CBS.



Lex Wechgelaar (fragmenten uit: Project Afsluiting Waddenzee)
Project Afsluiting Waddenzee: "haal ijsbergen van de Noordpool en laat ze met opkomende vloed de zeegaten verstoppen, vries ze aan elkaar en vries eventuele openingen dicht met onderkoeld water, vorm een hechte ijsdijk. De aanwezigheid van de ijsdijk geeft voldoende tijd om een definitieve dijk aan te leggen". De map bestaat uit: correspondentie Rijkswaterstaat, luchtfoto's Waddenzee, foto werkmaquette, kustkaart Noordblad Waddenzee 1960, 4 dwarsprofielen, kaart the Greenland and Barents Seas nr. 2282, kaart North Atlantic Ocean Eastern portion nr 4011 en pilot Chart juni 1970.





Lex Wechgelaar (fragmenten uit: Project moderne ruïne)

Project moderne ruïne: het derde project is pure conceptkunst en in tegenstelling tot de andere twee is dit project uitgevoerd. Wechgelaar: "een monument voor de hedendaagse woningbouw. Het bouwen volgens vooropgezet plan van een ruïne van een hedendaags bouwwerk in een omgeving van hedendaagse bouwwerken". Het is een monument voor woningbouw van vandaag en geeft een beeld van de wooncultuur van dit ogenblik. Slechts essentiële zaken komen aan de orde: lengte, breedte en hoogte van een doorsnee wooneenheid, stevig gefundeerd in gewapend beton en ongelimiteerde mogelijkheden biedend voor vermenigvuldiging langs horizontale en verticale lijnen. De moderne ruïne staat in nauwe relatie tot de omringende, voltooide wooneenheden. En over duizend jaar denkt een archeoloog misschien dat hij nu het ware gevonden heeft; een romantische geest droomt er zijn dromen over het leven in de 20e eeuw; mensen kijken er een keer rond en laten er hun 30e eeuwse afval achter... De map bestaat uit: werktekening project, correspondentie ivm de realisatie, kaart situering in Maastricht en foto's uitvoering.
Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...