Posts tonen met het label performance. Alle posts tonen
Posts tonen met het label performance. Alle posts tonen

Marten Hendriks en het lichaam als metafoor van jezelf.


Partituur voor draaiorgel die de vorm van het lichaam
van Marten Hendriks volgt (1974). 

Marten Hendriks heeft in de beeldende kunst veruit de meest intrigerende samenhang in een zo ongelijksoortig mogelijk oeuvre weten te bewerkstelligen. Hij ziet dat wat hij maakt als materiaal dat nieuw materiaal kan genereren omdat hij zijn werk gebruikt als gereedschap voor categorisatie. Ieder werk is een commentaar op, een verklaring over, of een bevraging van, alle andere werken die hij heeft gemaakt (bron: madeinarnhem.nl). Hendriks: "Ik heb altijd meerderde disciplines naast elkaar gebruikt en vermengd. Ik heb gefotografeerd, gefilmd en me beziggehouden met geluid, performances en installaties. Ik maakte stencilboeken en samen met G.J. de Rook tijdschriften. Je moet niet vergeten dat mijn generatie druk in de weer was met het verruimen van het idee wat een kunstwerk was of zou kunnen zijn. Het kon een schilderij zijn of een ruimtelijk werk, maar even goed iets heel anders. Een multidisciplinaire aanpak lag dus voor de hand... Ik tekende en maakte zeefdrukken in tot kleine boekjes versneden telefoonboeken. Uit de telefoonboekjes ontstond later een twintig minuten durende 16mm film. Ook "bezeefdrukte" ik samen met Hans Gaarenstroom kranten die ik later gebruikte in combinatie met video als materiaal voor het werk Reference/Interference, een parallel-installatie die gelijktijdig plaatsvond in de Appel in Amsterdam en het toenmalige Museum in Nijmegen (1979). Een van mijn andere projecten was het markeren en documenteren van de harde delen – de botten – in mijn eigen lichaam en dat van anderen. Het project mondde uit in performances in Warschau (tentoonstelling "I am" 1978 De Appel Amsterdam) en New York. Met film hield ik me ook vrij intensief bezig. Ik filmde bijvoorbeeld de projectie van een film en daarna filmde ik de projectie van die film en dat zo verder (Bron: Interview met Maarten Hendriks op 25 januari 2012 in De Wereld Werkt in Arnhem).




Marten Hendriks's body music 1974

De bijdrage van Hendriks in kader van het Art Information Festival te Middelburg in september 1975 was bijvoorbeeld zijn performance "body music". "De contouren van mijn lichaam zijn in een draaiorgelboek gesponst. Om menging van melodische lijnen te voorkomen is de ene helft van de omtrek van mijn lichaam naar boven geklapt. Het probleem dat zich voordeed bij de technische realisatie was dat de lijn niet onafgebroken geponst kon worden omdat dan het boek uit elkaar zou vallen. Om de lijn op een consequente wijze te onderbreken maakte ik gebruik van de driekwartsmaat. Deze lijn slingert o.a. door het bereik van de trompet, trom en dan weer de piano en soms in de registers zodat je even helemaal niets hoort". Het draaiorgelboek die in samenwerking met Rein Schenk gemaakt is voor de Body-music performance is in de collectie van Gelderland opgenomen. De opnamen hiervoor werden al op 11 januari 1974 gemaakt. Ook is in kader hiervan de kunstenaarspublicatie Marten Hendriks's body music (partituur voor draaiorgel, eigen publicatie 1974) uitgegeven die bestaat uit 5 stencils met een foto van het draaiorgel met het bijbehorende notenschrift.


Fragmenten uit:
Weer bewust geworden gedachtenbeeld
In het kunstenaarsboek "Weer bewust geworden gedachtenbeeld" (vormgeving ism Jan Brand, uitgeverij Kantoor voor Cultuur Extracten Apeldoorn en Van Reekum Museum 1983, reguliere oplage en een oplage 48 ges. met foto) die ten gelegenheid van een tentoonstelling is uitgegeven worden verschillende werken afgebeeld en beschreven. Hans van Grinten: "De performances en films van Marten Hendriks worden in bijzondere mate beïnvloed door de ervaringen, die hij opdeed gedurende vele jaren met de schilderkunst en grafiek... Het eigen lichaam was al vroeg een essentieel middel om zich uit te drukken geworden. Maar de uitdrukkingswaarden eindigden niet in de akties en hun fotografische of filmische dokumentatie".
Andere kunstenaarsboeken in oplage zijn: Morbidezza (eigen publicatie 1970 oplage 60 gen.) en Juxtapose (eigen publicatie Hengelo 1980). Ook heeft Hendriks belangrijke bijdragen geleverd aan een aantal uitgaven die als kunstenaarsboeken kunnen worden beschouwd: Transit, taal-beeld-taal (Brummen 1974), Specimen nr. 1 (Utrecht 1974), Specimen nr. 2 1/2 (Exp/press Utrecht 1975), Art Information Festival (Middelburg 1975) en Transit, translation-transformation (Brummen 1976).
Bijdrage: Art Information Festival Middelburg 1975

Who the hell is Herman, anyway?


"Herman Live" omslag voor- en achterkant
Begin van de zestiger jaren namen veel kunstenaars die zich bezig hielden met performance, video en fotografie een duidelijk antimuseum standpunt in. "De zestiger en zeventiger jaren gaven ruimte aan de eigentijdse schilder. Wij werden het model, het landschap. Wij keken terug in de ogen die ons bestudeerden. Wij bewogen ons in het beeldvlak, werden betast, voelden hitte, warmte, agressie, eenzaamheid, haat en liefde. Wij 'werden' al die adjectieven waarmee vroegere schilders, kunstenaars en bewonderaars hun werk beschreven.Wij werden het schilderij" (Tony Morgan 1983).

In de periode medio 1976 tot medio 1978 werden in de Appel Amsterdam vooral veel bekende Amerikaanse performancekunstenaars geprogrammeerd. De Britse kunstenaar Tony Morgan hield daar twee performances getiteld "Herman dances alone" (deel 1 1976 en deel 2 1977). Voor deel 1 maakte Morgan kort voor de performance een video over zichzelf en zijn alter ego (Her-man), een melancholiek uitziende dansende ster. De video maakte deel uit van zijn performance, waarin hij deels verscholen was voor het publiek en de video hem aanwezig stelde. Voor deel 2 moest het publiek naar het balkon om de performance te kunnen aanschouwen. Ook hier speelde hij met aan- en afwezigheid, door zich te verschuilen onder het balkon. In 1977 verbleef Morgan eveneens in Corps de Garde in Groningen.

It was during a visit to New York in 1972 with Rebecca Horn, that Morgan gave birth to his alter ego ‘Herman Fame’, identified as being indebted to Lou Reed and the Velvet Underground. His practice was suddenly re-routed toward a more personal quest and a darker type of emotion. Herman was to accompany Morgan throughout the remainder of his career, with constant appearances in video, photography and performance in exhibitions from De Appel and the Stedelijk, to the Musée d'Ixelles under Harald Szeemann and most notably in Jean Christophe Amman’s exhibition Transformer, 1974 (bron: Thomas Dane Gallery 2012).

De catalogus "Herman Live" (Stedelijk Museum Amsterdam cat. nr. 610 1976) die is verschenen naar aanleiding van de tentoonstelling van Morgan in het Stedelijk kan als een kunstenaarsboek worden beschouwd.




Fragmenten uit "Herman Live"

Stijgen en dalen met Richard Menken




Voor- en achterkant omslag,
titelpagina en colophon Exile 1968-1975
De kunstenaar Richard Menken heeft aan Jan van Eyck Akademie Maastricht op de Experimentele afdeling als onderzoeker gewerkt van 1973 tot 1975. In het kunstenaarsboek Exile 1968–1975 (Jan van Eyck Akademie Maastricht 1975 oplage 200 gen.) is een mix te zien van installatiekunst, tekenen, foto’s, grafiek en performances. Het boek is bedoeld als een overzicht en een samenvatting van zijn werk. Het bevat werken van de academietijd in Den Bosch en van een wereldreis als van de periode in Maastricht. 'Exile' betekent ongeveer een zelfopgelegde afwezigheid van je geboorteland.

Menken: "Ik voelde me toen een 'exile'. Het is een reisverslag waarin heimwee de boventoon voert. Nu ervaar ik het boek als een vorm van mentale inteelt, al zijn een aantal foto’s nog steeds goed en helder. In die tijd was het shamanisme voor mij belangrijk, vooral het element van 'stijgen en dalen'. Daarmee bedoel ik dat ik me zeer bewust was van de nachtmerrieachtige kant van het bestaan, die ik ook opzocht. Het was een vorm van afdalen, van zinken en zakken tot je de bodem raakt om daarna weer te kunnen opstijgen. Het boek was erg gericht op het mythische aspect en de identificatie met dieren; het was een metafoor voor gedachten die de wereld in schieten en al dan niet vrucht dragen. 'Hondenspan met lege conservenblikjes' vind ik een hele leuke fotoserie, daar moet ik nog altijd om lachen. Die blikjes rinkelden mooi achter me aan en achter op de gang liep ik met een luchtbuks en schoot in de conservenblikjes. Dat soort onzin vind ik nog altijd leuk. In tegenstelling tot tombeaux, gedenkstenen en accumulatoren – die zijn te mythisch geladen. Het boek registreert ontsnappingspogingen uit een uitzichtloos bestaan en tegelijk zoekt het een bevestiging van dat bestaan. Het is één lange ontsnappingsschreeuw. In 'memor.I.am' is een foto van de tekst die in in het Nieuw-Zeelandse zand schreef. Toen ik Nieuw-Zeeland binnenvloog, woedde er een tornado tussen Australië en Nieuw-Zeeland. Dat kun je zien op die weerkaart. Ik vroeg de foto ervan op en kwam in gesprek met een Nederlandse meteoroloog in Nieuw-Zeeland die huilde van heimwee toen hij hoorde dat ik Nederlander was. Het boek bevat ook de foto 'In advance of Oedipus', een van mijn eerste vloersculpturen uit 1968. De sculptuur bevatte een mechanisme: als je te dicht naderde, begon er een fluittoon te zingen. Er zaten kleine contactmicrofoontjes in de berg hondenharen en een luidspreker en die gingen enorm rondzingen".

Het werk waarmee Menken afstudeerde in Maastricht was een grote installatie die de hele ruimte besloeg. Hier rookte hij de ruimte uit om de 'kwade dampen' weg te krijgen. Dat is te zien op een foto in Exile 1968–1975 en was een belangrijk onderdeel van de hele installatie. Het eindigt met de performance 'Blindfold' die ik in mijn eentje gedaan heb. Ik liep geblinddoekt een route door de installatie. Het boek 'Exile' was voor Menken een groot project op de academie dat in twee, drie maanden is gemaakt. Servie Janssen was toen bezig met het kunstenaarsboek 'Dimensies van Stilte en Mythe' (1974). Beide publicaties hebben sterke overeenkomsten. Menken gaf echter weinig ruchtbaarheid aan zijn performances. Er bestaan foto's van, zichtbaar in het kunstenaarsboek, maar Menken heeft ze niet zoals Janssen voor een publiek gedaan. Aan de Jan van Eyck had Menken alleen contact met Servie Janssen, John van de Rijdt, Raul Marroquin en Jan Hendrix.

Menken is vooral geïnspireerd door Samuel Beckett en John Cage en in mindere mate door Joseph Beuys. In het werk van Menken speelt het toevalselement ook een rol. Dit is te zien in het kunstenaarsboek 'Richtkracht' (Hogeschool voor de kunsten Arnhem 1995 oplage 750). Menken: "Het is een encyclopedisch boek. Het springt van hot naar her, gaat door de hele wereldliteratuur en kunstgeschiedenis heen en er zit evolutie in die pas duidelijk wordt als je aandachtig leest. De witruimtes tussen de teksten en de beelden zijn via toevalsmanipulatie, met I Ching, gedaan. Ik heb eindeloos vaak gegooid en dan kreeg ik reeksen getallen van één tot achtenzestig. De maximum witruimte werd dus achtenzestig regels. Ik heb geen moment gesjoemeld. Het was een heel natuurlijke manier van groeperen. In 'Alphabet' heb ik de letters van het alfabet in verschillende installaties gecombineerd. Er is geen direct verband tussen de verschillende installaties en beelden en het alfabet; het alfabet fungeert alleen als matrix. Wat me fascineert is de ervaringsmogelijkheid met het kunstwerk: alles mag ook aangeraakt worden. De letter E toont een Arabische fotostudio met een heel menselijke, feestelijke sfeer. Bij de letter J komt de wereldreis terug. De wereldkaart vond ik gewoon op straat, verregend en verkreukeld. Ik heb hem opgehangen met een fijnmazig groen net ervoor en de route erdoorheen gevlochten met een rood lint en het woord 'Solo' erboven geschreven".

Bron: interview Johan Deumens met Richard Menken Jan van Eyck Akademie Maastricht 2004.

'Stijen en dalen'

'Hondenspan met lege conservenblikjes'

'memor.I.am'

'In advance of Oedipus'

'Blindfold'

Schilderen als performance: Michel Cardena

Omslag: Black and white and sometimes colorfoul no. 2 (foto: I am waiting for you)



Fragmenten uit: Black and white and sometimes colorfoul no. 2
Nederland was tijdens de jaren zestig en zeventig een internationale aantrekkingspool voor kunstenaars. Zo stichtte de Colombiaanse kunstenaar Michel Cardena samen met Sigurdur Gudmundsson, Pieter Laurens Mol en Ulises Carrión in 1972 het In-Out Center aan de Reguliersgracht in Amsterdam. Een kunstenaarscoöperatieve met een eigen galerie, dat tot 1974 een levendig bestaan leidde. Hij maakt er verder kennis met Kristján Gudmundsson, Hetty Huisman, Raul Marroquin en John Liggins, die er deel van uitmaken. Cardena had een enorme bagage aan kennis over de nieuwe ontwikkelingen in de kunst. De grensoverschrijdende gebeurtenissen waren belangrijke impulsen voor de ontwikkeling van body art, performance en andere nieuwe kunstvormen in Nederland. Na zijn aankomst in 1962 in Nederland nam Cardena in 1964 -1965 deel aan de grote tentoonstelling "Pop Art en Nieuw Realisme" in Den Haag, Brussel, Wenen en Berlijn. In 1969 was hij een van de 10 kunstenaars die uitgenodigd werden voor een serie culturele avonden in Kasteel Drakesteyn, georganiseerd door Prinses Beatrix en Prins Claus. De performance die door hem werd uitgevoerd heet "Symfonie voor zeven obers". De performance werden uitgevoerd door Prins Claus, zijn secretaris, Wim Beeren, Marinus Boezem, Ad Dekkers, Jan Dibbets en Peter Struycken. Ook werd de wand van kasteel Drakensteyn met "chauffages" verwarmd.

Warmte heeft in het werk van Cardena altijd een belangrijke rol gespeeld. Warmte als beeldend element. In fluxusachtige happenings verwarmde hij de Mont Blanc, Mondriaan en de Reguliersgracht en maakte objecten met ingebouwde verwarmingselementen. Sinds 1971 werkt Cardena met video vanwege de nieuwe mogelijkheden die het bood. Hij opereert onder de naam "Cardena Warming up etc. etc. etc. Company". Aanvankelijk waren de videotapes van Cardena registraties van performances waarbij met behulp van de camera de aandacht van de kijker gestuurd kon worden. De performances behandelden steeds hetzelfde thema: het verwarmen van mensen of objecten. Het waren pogingen om de kille afstandelijkheid die hij in de Nederlandse samenleving ervoer te doen wegsmelten. Later ging Cardena de verworvenheden van de videotechniek steeds meer incorporeren in zijn werk. Naast werkstukken die vooral een realisatie waren van een concept, begon Cardena verhalende tapes te maken.

Een eigen publicatie van Cardena, genaamd Black and white and sometimes colorfoul no. 2 (Amsterdam 1980), bestaat uit 14 dubbelgevouwen en samengebonden A4'tjes. Deze kunstenaarspublicatie is verschenen naar aanleiding van de performances "Black and white and sometimes colorfoul no. 2" en "Peaceful new year, 108 years after Bertrand Russel", beide in 1980 uitgekomen en die uitgebreid worden beschreven. De publicatie bestaat verder uit artikelen uit Documenta 6 over videokunst, een interview met Wies Smals uit 1980 en twee performances ("My name is beautiful" uit 1978 en "I am waiting for you" uit 1979).

Een cryptische omschrijving in een aantal kranten in 1979: "Ik wacht op jou, vanavond tussen 10 en 11 uur in de lobby van het American Hotel. Cardena Warming up etc. etc. etc. Company". De 150 lezers die een kijkje gingen nemen troffen daar Cardena aan, gezeten tussen drie monitoren met beelden van handen. Handen van wachtende mensen. Na een uur pakte Cardena zijn spullen bij elkaar en vertrok. "Ik na absoluut niet tegen wachten. Deze performance heb ik vooral bedacht om van dat trauma af te komen. In plaats van uitnodigingen te versturen heb ik advertenties geplaatst, om van de sfeer van musea en galleries, met altijd dezelfde mensen, af te komen".

In het interview met Wies Smals gaat het o.a. over de live video performance "Black and White and sometimes Colorful". Hier bracht Cardena de bewegingen van twee dansers, één in een cirkel, de ander in een vierkant, op een monitor bij elkaar. Meer dan een registratie van de bewegingen van de dansers was het een toevoeging daarop. Een realisatie van een proces waarbij een verandering van vorm, kleur en ritme plaatsvindt. Schilderen als performance. Het is volgens Cardena: "a stylised view of life".

Uitnodigingskaart
"correction of a catachresis"
1973-1976

Uitnodiging "25 caramboles and variations"
(foto: De Appel Amsterdam)

De 'transformer' Luigi Ontani


Luigi Ontani (omslag en titelpagina Jonge Italianen)
De bijdrage van Luigi Ontani aan de catalogus Jonge Italianen (Stedelijk Museum Amsterdam ism Kunsthalle Basel en Museum Folkwang Essen. Sandro Chia, Francesco Clemente, Enzo Cucchi, Nicola de Maria, Luigi Ontani, Mimmo Paladino, Ernesto Tatafiore 1980 oplage 900) is zonder meer het origineelste en creatiefste kunstenaarsboek (afm. 15 x 11,5 cm) van deze uitgave.



Luigi Ontani (fragmenten bijdrage Jonge Italianen)
Hierin zijn foto's van zijn performances (de zogenaamde 'tableaux vivants'), zijn kleine tekeningen in aquarel en inkt van naakte figuurtjes, mythologische en fabelachtige wezens en teksten in facsimile op een bijzondere manier gerangschikt. De 'tableaux vivants' van Ontani zijn statische theaterstukken waarin Ontani door middel van kleding en attributen is uitgedost als een figuur uit de klassieke mythologie, de Bijbel, de beeldende kunst of de literatuur. De ensceneringen resulteren in een performance en/of een foto. De door hem gekozen personages zijn meestal afgeleid van schilderijen en tekeningen. Bij de performances worden ook muziek, literatuur en/of projecties gebruikt. In 1976 bijvoorbeeld voerde Ontani in De Appel Amsterdam het 'tableau vivant' Grillo (Krekel) op, naakt en blazend op een smalle hoorn. In de performanceruimte werden eerdere 'tableaux vivants' en fotomontages geprojecteerd op de vloer en de wanden. Een van die fotomontages was Grillo: Ontani's hoofd en borst met voeten eronder (bron: De Appel Amsterdam).

Luigi Ontani (fragment Jonge Italianen)
De gedachte waarvan Ontani uitgaat, heeft iets wonderlijks naïefs. Als hij iemand uitbeeldt, speelt hij niet zomaar een of andere rol; zijn verbeelding wordt door hem in deze overgedragen omwille van deze persoon. Hij belichaamt het beeld en de mythe en schept daarmee een nieuw beeld, dat als ware alle voorgaande, eerder ontstane vervangt (bron: aanvullende catalogus Jonge Italianen 1980). Ontani behoort net als Luciano Castelli, Jurge Klauke, Wally Stevens, Urs Lüthi en Ulay tot de zogenaamde "transformers". In hun kunst poogden deze kunstenaars op verschillende manieren de maatschappelijk vastgelegde grenzen van de mannelijke en vrouwelijke identiteit te problematiseren, niet uitsluitend door rolverwisseling of door het verkleden maar door de dualiteit van geslachtelijke identiteiten zichtbaar te maken en te behouden (bron: Marga van Mechelen De Appel Amsterdam 2006).

Maarten Beks en de spiegelingen van kunstenaars

Maarten Beks was vooral kunstliefhebber. Hij was, naast beeldend kunstenaar, tevens cultuurfilosoof, jurist, dichter, prozaïst, essayist, galeriehouder, vertaler en kunstcriticus. Hij schreef o.a. voor het tijdschrift Kunstbeeld. Bovendien schreef hij boeken over Leonardo da Vinci, Jeroen Bosch, Vincent van Gogh en Edouard Manet en nog veel meer. Beks schreef vele inleidingen in catalogi van tentoonstellingen. Ook heeft hij medewerking verleend aan de tentoonstelling Art Information Festival 1975. Hij heeft de inleiding in de betreffende catalogus geschreven: 'kunstkritiek en conceptuele kunst'. Pas in het begin van de jaren zeventig begon Beks met tekenen. Veel tekeningen zijn opgenomen in de collectie van het CODA Museum. Het is met name zijn niet aflatende bewondering voor Goethe, die de kunstenaar in zijn tekeningen uitleeft, zoals in het kunstenaarsboek Gesprekken met Goethe tijdens diens reis naar Italië. Verslag van een sentimentele bedevaart (Brummense Uitgeverij van Luxe Werkjes, 1979, oplage 61 ges.). Zijn andere interesses leiden vanaf dan nog slechts een parallel-bestaan en vinden hun weerslag in het schrijven van artikelen, essays en boeken.

Beks heeft aan onderstaande kunstenaarsboeken bijgedragen die vervaardigd zijn door Koos van Tol en die zijn uitgegeven door de Stichting Ravenberg Pers in Oosterbeek. Beks was er een van de stichters van, samen met Yves Huon de Kermadec en Koos van Tol.

* Een gids voor Bibliopolis (1978 oplage 100)
* Poème Discontinu. Gebroken gedicht (gedichten van Pierre Borgue en tekeningen van Beks, 1979 oplage 335/50 gen./ges.)
* Een hol in de zon/A cave in the sun (gedichten van Emmy Crebolder en tekeningen/illustraties van Koos van Tol en Beks, 1979 oplage 250/50 gen./ges.)
* Flora en Fauna (prozagedichten van Francis Ponger 1980 oplage 60 gen./ges.)


Omslag Taal Beeld Taal
Bijdrage Ulay, Taal Beeld Taal
Beks heeft verder een prachtige en boeiende serie kunstenaarsboeken mede samengesteld voor de Uitgever Brummen: Broeks Bureau Voor Luxe Werkjes in Beuningen (1975-1976 oplage 150 gen.): Transit (No. 1 'Taal Beeld Taal / Langage Image Langage / Sprache Image Sprache / Language Image Language'; No. 2 'Mirror / Spiegel / Miroir'; No. 3 'Transit, Translation, Transformation'). De andere samenstellers zijn: Pierre Borgue, Nathalie Bouvy, Hans Brand, Jan Brand, Geurt van Dijk, Urias Nooteboom, Wim Scheepens en Hans Witte.
In de serie "Transit" zijn (originele) bijdragen op het gebied van conceptuele kunst en visuele poëzie met een international karakter opgenomen van: Raymond Abellio, Gilberte Aigrisse, Woody van Amen, Armando, John Baldessari, Anna Banana, J.J. Beljon, Ben, Peter van Beveren, Christian Boltanski, Pierre Borgue, Jan Brand, Ian Breakwell, Ulisses Carion, Luciano Castelli, Cavellini, Pierre Dhainaut, Geurt van Dijk, Peter v.d. Feltz, Leonor Fini, Ad Gerritsen, Michael Gibbs, Paul Grégoire, J.Pierre Jossua, J. Klauke, Kurt Kren, Richard Lond, Serge Lutens, André Miguel, Natalia LL, Luigio Ontani, Hans Pieko, Arnulf Rainer, Henri Raynal, Gerard Reve, Ben Sleeuwenhoek, Ulay, Timm Ulrichs, Stefan Verwey, herman de vries, etc.

John Liggins heeft zelfs als bijdrage een kunstenaarsboekje toegevoegd: Exchanging Languages.


Maarten Beks en H. Witte transister (bijdrage Spiegel)
In 'Mirror / Spiegel / Miroir' hebben de kunstenaars werken opgenomen die geïnspireerd zijn op de spiegel. Het boek begint met 'Es ergo sum' van Beks en gaat over de spiegel en het surrealisme aan de hand van beschrijvingen van Claude Roger-Marx en Nicolas Calas (resp. anti-narcisme en contra-narcisme). Uiteindelijk 'onbruikbaar' als inleiding. Beks: "Uit het bovenstaande is een korte, beredeneerde katalogus van alles wat tijdens de voorbereiding van dit spiegel-nummer binnen Transit-redactie ter sprake is geweest. Toen deze besprekingen waren afgesloten kwamen we tot de slotsom dat ons opgravingswerk kan worden samengevat in een 'titre prélimitaire', maar nog lang niet in een inleiding".

Woody van Amen spiegelschrift (bijdrage met spiegeltje in Spiegel)

Ad Gerritsen prisoner of myself (bijdrage in dichte enveloppen in Spiegel)
Ulay Bergen aan Zee 1973 (bijdrage in Spiegel)
Niet alle bijdragen zijn origineel. Arnulf Rainer en Christian Boltanski bijvoorbeeld hebben bestaand werk ingezonden. 'L 'album photographique de Christian Boltanski: 1948-1956' is al in 1972 gemaakt. De polaroidfoto's 'Man-Vrouw' van Ulay zijn in 1974 in Galerie Seriaal tentoongesteld. Een van de Porträt van Rainer was ook tentoongesteld op de Art Information Festival Middelburg in 1975 en opgenomen in de catalogus van Peter van Beveren. Daarentegen zijn de bijdragen 'Es ergo sum' (in facsimile), 'small mirror talk' en 'Transister' van Beks wel origineel. Andere originele bijdragen zijn o.a. van Karin Beks (de dochter van Maarten), Piere Borgue, Elma Beks (de vrouw van Beks), Mott Yeckup, Geurt van Dijk, Michael Gibbs, Clareboudt, Jaap Wieseman, Nes Krid, Ben Sleeuwenhoek, Ad Gerritsen, Raul Marroquin, Timm Ulrichs, Peter van Beveren, Woody van Amen, Johan van Geluwe, Ad Merx, Jan Brand/Z. Huisman en David Parsons.


Natalia LL post-consumer art
(bijdrage Spiegel)
Een interessante bijdrage is die van de Poolse kunstenares Natalia LL (Natalia Lach-Lachowicz): 'post-consumer art'. Het bestaat uit een reeks foto's met een statement over 'post-consumer art'. In de jaren ‘70 domineerde het 'fotomedializm' in Polen. De stroming onderzocht de mogelijkheden van fotografie in relatie met andere vormen van kunst zoals performance. Een belangrijke groep op gebied van fotomedializm was de groep ‘Permafo’ (1970-1980). Tot deze groep behoorden Dlubak, Andrzej en Natalia Lach-Lachowicz. Deze groep was voornamelijk bezig met het begrip van kunst en legde het accent op 'kunst zonder grenzen'. De belangrijkste kunstenaar van deze groep was Natalia LL. Haar installaties uit de jaren zestig en zeventig kan beschreven worden als pop-art met een sterk erotisch, bijna pornografische sfeer. Ze maakte gebruik van schilderkunst, fotografie en grafiek. In haar sterk erotische werk 'Sztuka konsumpcyjna' probeerde ze de onbereikbaarheid van het westerse niveau van leven uit te beelden. In de jaren ‘70 maakte Lachowicz veel gebruik van het onderwerp feminisme. In de jaren ‘80 stond veel van haar werk in het teken van religie (bron: Paulina Szatanska 2004). In 1978 en 1979 heeft zij in De Appel Amsterdam deel genomen aan de tentoonstellingen 'Feministische Kunst International' en 'Works and Words'.

Het familiealbum van Paul de Nooijer






Paul de Nooijer (omslag en fragmenten uit: Losing one's Photos)
De performer, fotograaf, cineast en ruimtelijk kunstenaar Paul de Nooijer maakt vanaf 1966 geensceneerde zwart-witfotomontages - soms onrealistisch ingekleurd - waarin erotiek een belangrijke rol speelt. Modellen uit familie en vriendenkring plaatst hij in surrealistische, soms humoristische, soms bedreigende situaties. Hij laat de kijker echter altijd duidelijk zien dat het om 'gemonteerde' realiteit gaat. De Nooijer maakt voor deze foto's gebruik van een grove korrel, extreme perspectiefwerking, standpuntwisselingen en soms van een supergroothoeklens. Vanaf eind jaren zeventig ontwikkelt hij zijn fotowerken tot ruimtelijke installaties met een monumentaal karakter, die soms sterk doen denken aan de theatrale trompe l'oeil-effecten uit de Italiaanse renaissance en barok (bron Kunst van nu 1995.

In 1982 verscheen Home Sweet Home (Eindhoven), een compilatie van fotowerken uit de voorafgaande vijftien jaar. Een familie-album als kunstenaarsboek. In dit boek wordt de calligrafische typografie verzorgt door Henrik Barends. Het schuiven met betekenislagen speelt hierin een belangrijke rol. Enerzijds verwijzen de foto's naar de schilderkunstige traditie van zeventiende-eeuwse genrestukken van Jan Steen en Johannes Vermeer. Anderzijds weerspiegelt het privé-leven (zijn vrouw en zoon acteren als creatieve partners) van De Nooijer en de leefstijl van de jaren zeventig. Het kan ook worden gelezen als een parodie op het familiealbum. Tussen de bedrijven door zijn er zelfportretten van De Nooijer in een travestie-act met lippenstift, waarin de idealen uit de jaren zeventig van persoonlijke groei en zelfontplooiing doorklinken. Ook hier is een accent op zelfverwezenlijking van het individu, zoals ook bij de kunstenaars Wally Stevens, Ulay en Urs Lüthi.

Het kunstenaarsboek Losing Ones Head (Eindhoven Aarts 1978) bestaat uit een verzameling ingekleurde zwart-wit foto's en polaroids van absurdistische huiselijke taferelen die blijkens de lijst achterin al waren verkocht aan particulieren en musea. De foto's stonden op afzonderlijke pagina's en waren omgeven door veel wit. Een dergelijke passepartoutachtige presentatie was nieuw binnen het Nederlandse fotoboek. Het ontwerp is uitgevoerd door Henrik Barends. Centraal staat de seksuele spanning tussen man en vrouw, zoals die zich afspeelt op huiskamer niveau.

Paul de Nooijer (één van de drie barietafdrukken uit Losing one's Photos 1981)
In Losing one's Photos (Eindhoven 1981, oplage 750 met 3 verschillende ges. vintage barietafdrukken/250: "please don't lose and damage") gaf De Nooijer en humoristische draai aan de conceptuele strengheid van kunstenaarsboeken uit de jaren zeventig. Het binnendeel bood een overzicht van fotowerken die bij transacties met galeries en fotobladen waren vernield of kwijtgeraakt, waarbij de pagina's slechts lege kaders bevatten. De Nooijer heeft heel vaak moeten meemaken dat zijn foto’s beschadigd raakten. Of spoorloos verdwenen na een tentoonstelling. Daarom ontwierp Henrik Barends in samenwerking met De Nooijer 'Losing one’s photos', met op de zwart omkaderde lege pagina’s alleen de omschrijving van wat er gebeurd was met de foto die er eigenlijk had moeten staan. Hierin komt ook zijn kritisch geworden houding ten opzichte van tijdschriftredacties, galeriehouders en museumdirecteuren tot uitdrukking (bron: reader fotoboek van Rick Suermondt)
Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...