De beeldhouwer, installatiekunstenaar en tekenaar
Cornelius Rogge heeft een bepaald omgang met voorstellingen, waarbij deze niet getoetst worden aan een realiteit buiten, maar daarentegen onttrokken worden aan het reële, het zichtbare dat tastbaar is. Met zijn beelden voert Rogge theater op; hij creëert schijnwerelden. Schijnwerelden die meestal zijn afgeleid van de realiteit. Daardoor zijn het vaak herkenbare vormen die wij, de toeschouwer, voorgeschoteld krijgen maar, even zo vaak blijkt er bij nader inzien iets niet te kloppen en worden dingen gesuggereerd die in werkelijkheid niet kunnen.
Rogge leidt de toeschouwer in feite om de tuin maar, heeft daarmee wel zijn aandacht. Voor beter begrip is dan noodzakelijk dat de toeschouwer het beeld afmaakt of liever voltooid. Daarmee is de toeschouwer dan meteen gemanipuleerd; hij is acteur geworden in het spel dat Rogge regisseert.
|
Cornelius Rogge (fragmenten uit Schetsboek) |
Het is werkelijk prachtig om te zien hoe voorstellingen met behulp van tekeningen het verbeeldingsproces van Cornelius Rogge een plaats, een waarde en een samenhang krijgen. De tekeningen hebben een bijzondere functie als dagboeknotities. Rogge maakt een onderscheid tussen concepttekeningen waarin een gedachte voorgesteld wordt en ruimtelijke tekeningen waarin een afbeelding van een denkbeeldige ruimte gemaakt wordt. Het eerste is vooral zichtbaar tijdens de expositie in 1988 van de "Heroïsche portretten" in
Ram Galerie Rotterdam. Naar aanleiding hiervan is een kunstenaarsboek gemaakt met de titel
Schetsboek (Ram Galerie Rotterdam oplage 450 gen./ges.). Hierin zijn tekeningen opgenomen uitgaande van een installatie die werd tentoongesteld. Deze bestaat uit drie portretten opgesteld als een portrettengalerij, een aantal zwaarden, boomstammen en een kop.
De portretten van Rogge verbeelden niet de individuele personen maar, tezamen verbeelden zij wel de portrettengalerij als zodanig. Daarmee kan men deze enscenering zien als het komen en gaan van het leven. Men zou de "galerij" als geheel en elk portret afzonderlijk kunnen zien als een uitbeelding van "vanitas" (bv. zelfs het zwaard kan de mens niet voor de dood behoeden) een thema dat in de oude kunst vaak is uitgebeeld. De installatie kan als het volgt samengevat worden: Uit de aarde (gietijzer, -erts-) wringt de mens (de kop) zich op aarde (boomstammen, -hout-) een levenlang (de doek, spiraalvorm, -tijd-) naar boven. Op deze plek aangeland is hij een volledig mens (de driedeling van de sculptuur/de mens). Uiteindelijk verlaat zijn ziel, via de kristallen (het licht, -immaterialiteit-) het lichaam. Tranen worden gelaten; het is een drama (Bron: Korte Schets, Fred van der Velden in 'Schetsboek' en Voor de ruimte gedacht, Rijksmuseum Kröller-Müller 1991).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten