Omslag en fragmenten uit: Research at the Stedelijk |
Kunstenaars als Joseph Beuys en Robert Filliou maakten in de jaren
zeventig ophef met hun "Erweiterde Kunstbegriff". Beuys beweerde dat
"ieder een kunstenaar was" en Filliou deed in het kader van zijn
project "La Republique Geniale" in het Stedelijk Museum Amsterdam
(1971) een aantal tegenstrijdige uitspraken over het genie dat in ieder mens
huist maar dat we verwaarlozen doordat we ons richten op het ontwikkelen van
onze talenten. Hierbij transformeerde hij vier weken lang de
tentoonstellingsruimte in een gebied van de Geniale Republiek waaraan elke
bezoeker kan deelnemen. En zo ontstond een totaalkunstwerk van Filliou en de
anonieme bezoekers. De begeleidende catalogus "Research at the Stedelijk" (Stedelijk Museum Amsterdam 1971
cat.nr. 512 ism Marja Bloem, Marijke Breuker en Rini Drippel) kan als een
kunstenaarsboek worden beschouwd. Hierin zijn de bijdragen van Filliou en de
anonieme "kunstenaars" opgenomen.
De wereld gaat, volgens Filliou ten onder doordat men eeuwenlang de nadruk heeft gelegd op de ontwikkeling van de talenten van de mens i.p.v. zijn genie. Hij wil een GENIALE REPUBLIEK oprichten die zich veeleer bezighoudt met de ontwikkeling van het genie van de mens, dan met de ontwikkeling van zijn talenten. In deze republiek zal hij theoretische experimenten, en enige voor hem zelf van belang, uitvoeren (plezier en spel zullen er ook zijn). Filliou zou iedereen in dit onderzoek willen betrekken. Hij zegt: 'Onderzoek is niet het bevoorrechte terrein van de wetenden; in tegendeel, het is het terrein van de onwetenden. Nadenken, aandact schenken aan alles wat je niet begrijpt, is onderzoek. Rioelen... b.v. of geluk, liefde, wolken, insecten, verlegenheid, honger, mode aan- en afwezigheid, het ruiken, de zintuigen, of iets anders...' (uit: Research at the Stedelijk, informatiestencil).
Filliou zei verder over Research at the Stedelijk: "We’ve broken down the barriers between the arts. Now I want to break the barriers between the arts and the other disciplines. […] The new interesting artistic research going on now is research into new ways of living. However, this most important art form lies now outside the field of regular art information. I think museums should subsidize it, and make it known. They could do it by getting and showing information on experiments –private and public – that go on everywhere – the art circuit will follow. Art that makes only reference to art is in trouble […]".
Filliou heeft heel zijn leven gezocht naar een universeel begrijpbare taal. Met zijn kunst wou hij de wereld verbeteren en mooier maken: "ik behoor tot die groep kunstenaars die denken dat ze de wereld kunnen veranderen". In zijn kunstwerken zit dan ook steeds een boodschap. De Fluxus sloot aan bij Fillious opvattingen over kunst. Volgens hem was iedereen een kunstenaar en was het de taak van kunstenaars om dit aan te tonen. Zijn fascinatie voor het beeldende aspect van taal leidde tot een visuele poëzie. Met een grote eenvoud visualiseerde hij zijn gedachten, intenties en voorstellen. Hij transformeerde alledaagse objecten en gaf ze een poëtisch karakter. Het poëtische was volgens hem een middel om de grens tussen kunst en leven op te heffen. Om de kunst te redden van de bourgeoisie die haar enkel als een object beschouwt, gebruikte hij vaak arme materialen zoals touw, spijkers en houten plankjes in slecht uitgevoerde composities. Belangrijk binnen zijn oeuvre is "Principe de l’équivalence" [‘bien fait’, ‘mal fait’, ‘pas fait’]. Spontaniteit en originaliteit krijgen hier voorrang op de uitwerking. Steeds opnieuw, en met een gezonde dosis humor, stelde hij het statuut van kunstwerk en kunstwereld in vraag. Zijn beroemde uitspraak: "kunst is wat het leven interessanter maakt dan kunst" is dan ook typerend voor al zijn werk (bron: Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen).
De wereld gaat, volgens Filliou ten onder doordat men eeuwenlang de nadruk heeft gelegd op de ontwikkeling van de talenten van de mens i.p.v. zijn genie. Hij wil een GENIALE REPUBLIEK oprichten die zich veeleer bezighoudt met de ontwikkeling van het genie van de mens, dan met de ontwikkeling van zijn talenten. In deze republiek zal hij theoretische experimenten, en enige voor hem zelf van belang, uitvoeren (plezier en spel zullen er ook zijn). Filliou zou iedereen in dit onderzoek willen betrekken. Hij zegt: 'Onderzoek is niet het bevoorrechte terrein van de wetenden; in tegendeel, het is het terrein van de onwetenden. Nadenken, aandact schenken aan alles wat je niet begrijpt, is onderzoek. Rioelen... b.v. of geluk, liefde, wolken, insecten, verlegenheid, honger, mode aan- en afwezigheid, het ruiken, de zintuigen, of iets anders...' (uit: Research at the Stedelijk, informatiestencil).
Filliou zei verder over Research at the Stedelijk: "We’ve broken down the barriers between the arts. Now I want to break the barriers between the arts and the other disciplines. […] The new interesting artistic research going on now is research into new ways of living. However, this most important art form lies now outside the field of regular art information. I think museums should subsidize it, and make it known. They could do it by getting and showing information on experiments –private and public – that go on everywhere – the art circuit will follow. Art that makes only reference to art is in trouble […]".
Filliou heeft heel zijn leven gezocht naar een universeel begrijpbare taal. Met zijn kunst wou hij de wereld verbeteren en mooier maken: "ik behoor tot die groep kunstenaars die denken dat ze de wereld kunnen veranderen". In zijn kunstwerken zit dan ook steeds een boodschap. De Fluxus sloot aan bij Fillious opvattingen over kunst. Volgens hem was iedereen een kunstenaar en was het de taak van kunstenaars om dit aan te tonen. Zijn fascinatie voor het beeldende aspect van taal leidde tot een visuele poëzie. Met een grote eenvoud visualiseerde hij zijn gedachten, intenties en voorstellen. Hij transformeerde alledaagse objecten en gaf ze een poëtisch karakter. Het poëtische was volgens hem een middel om de grens tussen kunst en leven op te heffen. Om de kunst te redden van de bourgeoisie die haar enkel als een object beschouwt, gebruikte hij vaak arme materialen zoals touw, spijkers en houten plankjes in slecht uitgevoerde composities. Belangrijk binnen zijn oeuvre is "Principe de l’équivalence" [‘bien fait’, ‘mal fait’, ‘pas fait’]. Spontaniteit en originaliteit krijgen hier voorrang op de uitwerking. Steeds opnieuw, en met een gezonde dosis humor, stelde hij het statuut van kunstwerk en kunstwereld in vraag. Zijn beroemde uitspraak: "kunst is wat het leven interessanter maakt dan kunst" is dan ook typerend voor al zijn werk (bron: Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten