Daniel Buren

Galerie MTL, Brussel (juni 1970): 'Het werk is vanaf de buitenkant
geheel zichtbaar en van binnenuit ook doordat men door de ruit kan
zien. Door de doorzichtigheid kan men ook de manier waarop het
papier is geplakt (superpositie, vasthechtingen, enz...) zien, terwijl
slechts frontaal, vanaf de straat het werk in zijn geheel zichtbaar
is, maar niet de wijze waarop het is gemaakt. In plaats van het
werk in zijn volmaaktheid te tonen, ontsluiert het interieur van de
galerie hier juist het tegendeel, namelijk de achterkant en zijn
onvolmaaktheden (zijn realiteit)'. Uit: Discordance/Cohérence.

VI Guggenheim International
(februari 1971). Uit: Discordance/Cohérence
'Position - Proposition' Musée de
Monchengladbach (januari 1971).
Uit: Discordance/Cohérence.
Centraal in het werk van Daniel Buren staan het denken over kunst en over zaken die een rol spelen bij de totstandkoming en de acceptatie van kunst. Het wordt daarom gerekend tot de conceptuele kunst. Vanaf 1965 houdt Daniel Buren bezig met het schilderen en later ook drukken van verticale strepen, die afwisselend wit en gekleurd zijn. Hij streeft naar een onpersoonlijke en neutrale schilderkunst zonder 'vormproblemen'. Buren gaat op die manier in tegen de verwachting dat een kunstenaar creatief is en dat hij zich blijft vernieuwen. Hij stelt dat in vraag met zijn werken. Hij zet vraagtekens bij de originaliteit en uniciteit van zogenaamde ‘meesterwerken’. In zijn essays verwoordt hij scherpe kritiek op de wijze waarop (schilder)kunst gemaakt, gepresenteerd en gebruikt wordt en keert zich met name tegen musea en galeries, die hij beschuldigt van een valse neutraliteit en verantwoordlijk houdt voor het scheppen van een esthetisch, economisch en mytisch kader voor kunst. Zo hangt Buren in 1971 in de centrale hal van het Newyorkse Guggenheim Museum een lap gestreepte stof van twintig bij tien meter en doorbreekt hiermee de lineaire opstelling die voortvloeit uit de dominante museumarchitectuur.

Hij analyseert echter niet alleen de kunstconventies, maar ook de instellingen die kunst bestaansrecht geven. Dat doet hij door het motief op zeer uiteenlopende plaatsen aan te brengen: op bestaande of zelfgebouwde constructies en oppervlakken, vaak buiten op schuttingen, in galerieen, reclameborden e.d., maar ook binnen en dat zowel binnen als buiten de institutionele kunstcontext. Hij stelt de instituten dus in vraag, dikwijls door op een bevragende, onderzoekende wijze binnen hun context te werken. De artistieke praktijk zal zich, volgens Buren meer en meer op een artistieke theorie moeten gaan baseren.

De toenmalige directeur Rudi Fuchs van het Van Abbemuseum in Eindhoven en Daniel Buren hebben in 1976 een publicatie (oplage 600) vervaardigd over het oeuvre van Buren. De publicatie heet Discordance/Cohérence en kan als een kunstenaarsboek worden beschouwd.

Geen opmerkingen:

Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...