Posts tonen met het label Van Dijk. Pier. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Van Dijk. Pier. Alle posts tonen

Kunst per post : mail art

G.J. de Rook (omslag Mail art : kunst per post)
Mail art is de term voor kunstwerken die vanaf het begin jaren zestig (Ray Johnson 1962 en fluxuskunstenaars) wereldwijd per post worden verzonden. Mail art kunstenaars sturen elkaar ansichtkaarten, brieven, fotokopieen, telegrammen, faxen, collages, tekeningen, kunstenaarsboeken, tijdschriften, foto's, objecten, cassettes, dia's en videobanden. Meestal worden elementen van het frankerings- of verzendingsproces geintegreerd in het kunstwerk: ook zelfgemaakte postzegels en stempels behoren tot de mail art. Naast de post wordt voor verzending ook gebruik gemaakt van de telefoon, telex, fax of modem. De beoefenaars van mail art beklemtonen vooral het collectief-communicatieve en alternatieve karakter. Mail art zou a-commercieel en multi-cultureel zijn en geen 'voorgeschreven' esthetiek en selectiecommissies kennen; iedereen kan dus deelnemen aan mail art. Mail art is ontstaan als reactie op de gangbare overtuiging dat 'kunst alleen te koop is door mensen met kapitaal' en 'kunst alleen kan worden tentoongesteld in musea of galerijen'. Een mail-artist mijdt de officiële kunstwereld en regelt alles zelf. Ideeën zoals 'Iedereen kan een kunstenaar zijn' en 'kunst moet door iedereen kunnen beoefend worden' vormen de basis van deze postkunst (uit: Kunst van nu 1995).

herman de vries (uit: Mail art : kunst per post)
'Postale kunst is geen kunst. Tenminste niet wat de mensen als kunst beschouwen. Er zijn geen speciale vaardigheden voor nodig, noch zijn de kunstenaars die het maken intelligenter of gevoeliger dan andere mensen. Om postale kunst te maken heeft men niets nodig en men produceert ook niets, dat wil zeggen er worden geen kunstwerken als objecten geproduceerd. Het maximale resultaat ervan is zoiets als kunstgevoeligheid. De werken die u op deze tentoonstelling kunst zien hebben geen artistieke waarde op zich: ze zijn tot in het oneindige herhaalbaar en alle resultaten zijn even goed. Het is de gedachte achter de werken die ze belangrijk maakt (ze zijn overblijfsels van de gedachten/akties erachter: het idee heeft dit resultaat nodig als de 'voltrekking' ervan). Het is deze 'mentaliteit voor kunst' die de belangrijkste boodschap van postale kunst is' (uit: kunstenaarsboek Mail art : kunst per post van G.J. De Rook. Uitgave bij de gelijknamige tentoonstelling in 1977).




Fragmenten uit: Mail art : kunst per post
'Mail-Art is niet beperkt tot de officiële postale systemen. Brieven in flessen, brieven aan gasballons of in ruimtevaartuigen bestemd voor andere werelden; schrijven in de lucht met uitlaatrook van vliegtuigen; uitzending van boodschappen tussen Afrikaanse stammen met tamtam of telegrafie; het zijn allemaal weer andere soorten van correspondentie, die op verschillende wijze worden toegepast. Het 'specifieke' gebruik van deze media is wellicht bepaald door de wijze waarop ze worden toegepast. Dit is wat Mail-Art zijn eigen karakter geeft' (Guy Bleus).


Pier van Dijk (fragmenten uit: 'a white sheet of paper,
internationaal mail-art project van Pier van Dijk 1982)
Mail art is nauwelijks opgenomen in het reguliere expositiecircuit, maar kent niettemin een zeer bloeiend bestaan met vele beoefenaars. De meesten van hen zijn onbekend buiten de kring van de deelnemers zelf, met uitzondering van Guy Bleus - die tevens een omvangrijk mail art-archief beheert -, Luc Fierens - die vanaf 1987 wordt gezien binnen Vlaanderen als de gangmaker sinds Paul de Vree van de visuele poëzie -, Ko de Jonge - curator van het mail art project wALLofsmALLart en organisator ARTisSTARTplus (archief met kunstenaarsboekjes), Pier van Dijk/Robert Joseph en Rod Summers. Ook Bas Jan Ader, Sjoerd Buisman, Jan Dibbets, Ad Gerritsen en vele anderen verzenden vanaf de tweede helft van de jaren zestig kunstwerken per post. Vaak zijn dit aankondigingen van tentoonstellingen. Veel voorbeelden zijn te zien op Collectie Gelderland. Een actuele lijst met kunstenaars is te raadplegen op Mail Artists Index.

In Mail Art is de code 'wat je verstuurt wordt eigendom van de ontvanger'. De ontvanger van Mail Art voelt wel de verplichting iets terug te sturen. De producten worden niet verkocht aan particulieren. Er worden archieven aangelegd en opgebouwd zowel bij de Mail Art kunstenaar als bij culturele centra en musea. Ook het Van Abbemuseum heeft een archief met daarin een omvangrijke collectie Mail Art werken en kunstenaarsboeken: The Mail Art project.

Carrión stond bekend om zijn voortdurende activiteiten in diverse landen om aandacht te genereren voor het belang van kunstenaarsboeken en ook mail art. Vele ansichtkaarten die werden uitgewisseld met andere kunstenaars over de gehele wereld archiveerde hij als het aankwam per post. Een aantal hiervan is opgenomen in de verzameling van F.A. Bernett Books en is te raadplegen op Postcards from the Edge.

Uitgeverij Stempelplaats in Amsterdam gaf van 1978-1980 een tijdschrift over mail art projects uit: 'Rubber : maandelijks informatie bulletin over stempelwerk'. Deze zijn samengesteld door Aart van Barneveld. Binnen deze uitgave heeft Ulises Carrión twee nummers uitgebracht over mail art projects: a mail artproject: artists postage-stamps and cancellations stamps (vol.2 number 8, august 1978) en six mailart projects met Ulises Carriòn, ned.; Leonhard Frank Duch, Brasil; Johan van Geluwe, Belgium; Ko de Jonge, Ned.; Herman Gruber, Austria; Pawel Petasz, Poland; Robert Rehfeld, DDR (vol. 3 number 7/9, july/sept. 1980)

Een ander uitgave van uitgeverij Stempelplaats is Six mail art projects = zes post-kunst projecten uit 1980. Een catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling in Amsterdam, Stempelplaats, juli 1980 (Rubber : maandelijks informatie bulletin over stempelwerk = a monthly bulletin of rubberstampwork Vol. 3, no. 7-9, juli-september 1980 Oplage 500). De foto's zijn gemaakt door John Liggens. 6 Projecten van 6 verschillende kunstenaars: Herman Gruber, Ulises Carrion, Paul Petasz I, Leonhard Frank Duch, Robert Rehfeldt en Ko de Jonge/Johan van Geluwe. Het communicatieproces is een formeel en onmisbaar bestanddeel van de kunstwerken.




Rod Summers (fragmenten uit: mail Project: Klaus Groh)
Een ander prachtig voorbeeld is het mail art project van Rod Summers. Dit is vastgelegd in het kunstenaarsboek mail Project (VEC Jan van Eyck Academie Maastricht 1974). In dit boek zet Summers zijn bedoelingen en redenen uiteen in een introductie: 'This mail project was begun in a rush of frustation. It became apparent that several pieces of mail despatched to me had become lost in transit, they included a desk diary sent from Wales, a cine film sent from England and a book from The I.A.C. in Germany. The manuscript of a book sent to the I.A.C. failed to arrive there, when I compleined at the Post Office I was informed that I should hire a postbox. I sent a numbered card and self adressed envelope to twentyfive people, selected either because of a normal correspondance or for geographical location. As an investigation into the mailing system the project results are vague. Those same results are more informative when taken in the context of human relationships.

To-taal-kunst van Pier van Dijk/Robert Joseph




Pier van Dijk (fragmenten uit:
Zonwering 1971)
Kenmerkend voor de concrete poëzie is dat de gedichten tot stand komen met behulp van letters (woorden/zinnen) en de tipografische ruimte eromheen. Visuele poëzie daarentegen is een combinatie van tipografie en grafiek: taalelementen worden aangevuld met 'buitenlinguistische' elementen zoals foto, tekening, object en handeling. Deze verschuiving in materiaal waarmee de dichter werkte vond in Nederland - vanaf 1968 door Hans Clavin - vroeger plaats dan in veel andere landen.
Pier van Dijk en Robert Joseph
(fragment uit: Handlungen 1979)
Na 1975 begonnen de activiteiten van de meeste visuele dichters te verminderen. Een uitzondering hierop waren de kunstenaar Robert Joseph en dichter/kunstenaar Pier van Dijk die, voorzichtiger in hun poëtische ontwikkeling, tot begin jaren tachtig even actief zijn. Bij hen evolueerde de dichtkunst tot een 'totaalpoëzie', een samenstelling van auditieve en visuele poëzie.

Van Dijk schrijft gedichten sinds 1961, maakt o.a. schilderijen sinds 1963, maakt en doet visuele gedichten sinds 1971. Noemt zijn werk 'totaalkunst' sinds 1979. Joseph maakte concrete poëzie sinds 1966 en visuele poëzie sinds 1967. In 1971 verscheen de bundel 'Zie-poe-zie (26 visuele gedichten 1965-1970') uitgegeven door De Tafelronde Antwerpen (oplage 250). Deze bundel bestaat uit 23 concrete gedichten, twee gedichten waarbij het object een rol speelt (eerste publicaties in 1967 en 1969) en een fotografische documentatie van een 'handelingsgedicht'. In 1972 verscheen de publicatie 'De visieve driehoek' over relaties tussen woord, werkelijkheid en beeld in zijn gedichten. Joseph noemde zijn werk sinds 1976 totaalpoëzie: hij wilde de to-taal-iteit van het leven verdichten.



Pier van Dijk/Robert Joseph (fragmenten uit: zoeken naar het middelpunt)
Van Dijk en Joseph werkten sinds 1969 samen. Ze ontplooiden sinds 1971 o.a. de PQR-reeks (poëzieënzo) en een gemeenschappelijke serie publicaties (uit: België/Nederland. Knooppunten en parallellen in de kunst na 1945). Handelingen, symbolen en rituelen spelen in hun werk een grote rol. In bijvoorbeeld de serie 'ontmoetingen' (vanaf 1979) voeren zij gezamenlijk 'handelingen' uit, die een relatie tussen hun beiden tot uitdrukking brengt. Zij gebruiken een minimum aan middelen en gaan uit van de taal, noemen hun werk ook to-taal-kunst. In Kunstcentrum Badhuis (1980) bijvoorbeeld hebben zij een dag lang handelingen uitgevoerd, zowel buiten als binnen, waarvan de tentoonstelling en het kunstenaarsboekje 'zoeken naar het middelpunt' een neerslag zijn. 

Vanaf begin jaren tachtig hebben ze zich ook beziggehouden met stamp-art en mail-art.

Enkele uitgaven:
- Zonwering (Pier van Dijk) (PQR Delden/Duiven 1971 oplage 200 gesigneerd)
- Gedicht met twee stoelen (PQR Hengelo 1979)
- Handlungen (PQR Hengelo 1979)
- Zoeken naar het middelpunt (Kunstcentrum Badhuis Kunstinformatie 25 Gorinchem 1980)
- Handshakes V (PQR Hengelo 1981)
- 'a white sheet of paper', internationaal mail-art project van Pier van Dijk (Librije Hedendaagse Kunst Zwolle 1982)

Pier van Dijk
(fragment uit: Woord, Beeld, Werkelijkheid AA.VV. t Hoogt 1974

Pier van Dijk
(fragment uit: Woord, Beeld, Werkelijkheid AA.VV. t Hoogt 1974

Robert Joseph Zand 1970-1971
(fragment uit: Woord, Beeld Werkelijkheid AA.VV. t Hoogt 1974

Robert Joseph (fragment uit: Taalbeeld - Beeldtaal
Nederlandse Visuele dichters
Kunsthistorisch Instituut Amsterdam 1975)

Concrete poëzie

Hans Clavin (fragment uit: L'histoire de l'histoire)

Nahl Nucha 'Synthese' (fragment uit: Nodiden)
Herman Damen Proletarier
(Bijdrage Subvers 1, 1970)

Herman de Vries en Stanley Brouwn zijn in Nederland na hun Zero- en Fluxusperiode de sleutelfiguren op het gebied van het kunstenaarsboek. Ze representeren in hun latere boeken twee stromingen in de beeldende kunst waarin het kunstenaarsboek een belangrijke rol speelt: de conceptuele kunst en concrete poëzie (Bool en De Rook). Beide (en ook Fluxus) hebben de aandacht van taal gemeen.

De concrete poëzie is een term die sedert het begin van de jaren vijftig wordt gebruikt ter aanduiding van experimentele dichtkunst, waarbij poëzie en typografie ten nauwste samengaan. De concrete poëzie stelt zich ten doel 'het traditionele literaire beeld te vervangen door de extra-linguistieke figurale relatie, door het typografische beeld. Hun werk speelt zich af op de grensgebieden van typografie, beeldende kunst en literatuur. Deze poëzieopvatting ontwikkelde zich na de oorlog uit de aanzetten die door Futurisme, Dadaïsme en De Stijl waren gegeven. Na de oorlog werkten Dieter Roth, Ian Hamilton Finlay, Ed Ruscha en Marcel Broodthaers, de vier 'aartsvaders' van het kunstenaarsboek, vanuit literatuur in het algemeen en poëzie in het bijzonder (Goethals).

Een andere en recente definitie (bron: Algemeen letterkundig lexicon DBNL 2013):
Verzamelnaam voor modernistische poëzievormen waarin bij uitstek datgene gebruikt wordt wat materieel-concreet is aan de taal (klank, grafisme). De taal wordt hoofdzakelijk beschouwd als grondstof waarmee een autonoom object kan gemaakt worden. Historisch gezien ontwikkelde de concrete poëzie zich vanaf Mallarmé (Un coup de dés jamais n’abolira le hasard, 1897) via futurisme, dadaïsme, De Stijl (Theo van Doesburg) en het lettrisme, tot zij omstreeks 1955 definitief gestalte kreeg in de ‘Konstellationen’ van E. Gomringer. Zij komt voor als een vermenging van poëzie en muziek (akoestische of fonetische poëzie) of van poëzie en grafiek (visuele poëzie). Paul van Ostaijen schreef poëzie met een ritmische typografie in Bezette stad (1921) en I.K. Bonset publiceerde zijn X-beelden (1920-1921). Wat de subgenres betreft, bestaat er een grote terminologische onduidelijkheid. Men spreekt o.m. over figuurgedichten, typogrammen, constellaties, ‘poweemobjekten’ (Herman Damen), e.a. Verdere ontwikkelingen zijn de spatiale en de kinetische poëzie, die gebruikmaken van de driedimensionale ruimte. De poesia visiva (It.), of visieve poëzie (ook visiepoëzie) combineert tekst, fotografie en knipsels tot collages met maatschappijkritische bedoelingen. In het Nederlandse taalgebied werd de concrete poëzie voornamelijk beoefend rond het (kunstenaars)tijdschrift De Tafelronde (1953-1981) van Paul de Vree (bijv. Paul de Vree, Zimprovisaties, 1968). In 1970-1971 werd in het Stedelijk Museum van Amsterdam een tentoonstelling van concrete poëzie ingericht.

In Nederland treden enkele dichters op met vrijwel elk hun eigen blad: Frans van der Linde met Vers Univers (1966-1967), Integration (1965-1972) van Herman de Vries, AH (1969-1972) van Herman Daamen, Bloknoot (1969-1972) van o.a. Robert Joseph en Gerrit Jan de Rook en Sub-vers (1970-1972) van Hans Clavin. Ze brengen allemaal eigen varianten aan en leggen klemtonen in een poëzie, die concreet is in die zin dat ze gebruik maakt van datgene wat zintuiglijk concreet is aan de taal, nl. klank en/of vorm van woorden of letters (bron: Raakpunten tussen Nederlandse poëzie en beeldende kunst sinds 1945, Ons Erfdeel 1984).

Erik Slagter geeft in 1979 de volgende definitie: ‘De dichtkunst waarin het schrift er niet alleen staat om zijn betekenis, maar (tevens) om zijn vorm of klankkleur die in gelijke mate het scheppingsproces kunnen beïnvloeden (...)’. In het spoor van De Vree en anderen geeft hij het verschijnsel een indrukwekkende voorgeschiedenis, die teruggaat tot 300 vóór Christus om vervolgens via allerlei maniëristische marginalia voorgoed te beginnen bij Mallarmé's

Binnen de combinatie van poëzie en typografie is een groot aantal variaties mogelijk. Zowel literaire inhoud als grafische vormgeving kunnen uitgangspunt zijn. Gaat het voornamelijk om poëzie, dan is de typografie een hulpmiddel ter versterking van de literaire inhoud (b.v. Janssen). Is echter de visuele vormgeving primair, dan worden letters en woorden los van betekenis en tekstverband, dus alleen om hun grafische eigenschappen gebruikt (b.v. Damen). De typografie is in het eerste geval dienend, in het tweede autonoom. De middelen waarmee concrete poëzie gerealiseerd kan worden variëren van schrijfmachine (o.a. Nucha en Clavin) tot meer ingewikkelde drukprocedés.

Gaat het bij de concrete poëzie om het visuele aspect, dan spelen losse woorden en letters in de composities een belangrijke rol. Vaak maakt men gebruik van letters of lettercombinaties met bepaalde associatieve betekenis (b.v. Nucha). De literaire richting in de concrete poëzie is toegespitst op een min of meer betekenisvolle tekst (Blotkamp, Haks e.d. Kunst van nu 1971).

Er is sprake van visuele poëzie indien de gedichten die gemaakt zijn om, met middelen uit de beeldende kunst ontleend, inhouden over te dragen. Of anders gezegd: poëzie waarbij de schrijfwijze (of typografie) de inhoud van de tekst illustreert. De visuele poëzie opent een discussie tussen de meest verschillende media van de communicatie en beeldende kunst (een mengvorm van poëzie en beeldende kunst). Kunstenaars gebruiken soms letters in hun visuele werken, maar ze geven die beeldend gebruikte letters en woorden een andere, eigen, betekenis.

Behalve Herman de Vries horen in Nederland in deze context ook:

Hans Clavin (L'histoire de l'histoire 1968 en L'angerie - visuele poëzie 1973)

Herman Damen (Thanksgiven Pentagon Brescia 1972, Langer vers. Taal mobiliseren 1966-1972 Utrecht 1975 en $Junta-diaboek Utrecht 1973)

Paul de Vree (poëZIEN Brescia 1971)

Peter Meijboom (Geschichte Subvers 6 IJmuiden 1972 (oplage 300)

Pier van Dijk (Zonwering PQR Delden/Duiven 1971 en Ei-boekje (gedicht) 1971)

Nahl Nucha (collectief pseudoniem Wouter Kotte & Ton Luiting: Chairman Mao Edizioni Amodulo, Villanuova sul Clisi, Italy. 1971 en Nodiden 23 tematiese oefeningen IJmuiden Subvers-press 1971)

G.J. de Rook (Witte gedichten 1970 (oplage 60), Proefonderzoek, Bloknoot Arnhem 1971 (oplage 75), Dutch railway system Utrecht 1971 (oplage 66), Xprmntl ptry Nijmegen Exp/press 1971, Life, In-Out Productions 1973, Days In-Out Productions Amsterdam 1974, Het menselijk bestaan 1974/1975, Stencilkunst Utrecht 1975 (oplage 10), Book for Ulises Utrecht ca. 1975)

Servie Janssen (Platmond Maastricht 1975)

Harry Hoogstraten (Onze ramen op het Oosten: gedichten 1967-1972 Haarlem In de Knipscheer 1978, Boxing days: poems & visuals 1975-1979 Haarlem In de Knipscheer,1979 en A book of typo's Amsterdam Brand New Office Publications 1978)

Pier van Dijk en Robert Joseph (Gedicht met twee stoelen Hengelo 1979, 'handlungen' Hengelo PQR 1979, Zoeken naar middelpunt Gorinchem 1980 en 'handshakes V' Hengelo PQR 1981)

Marten Hendriks & G.J. de Rook Specimen 1 en 2 1/2 Exp/press Utrecht 1975

Michael Gibbs (Zie overzicht op CV Michael Gibbs)

Nahl Nucha (bijdrage: Art Information Festival Middelburg 1975)

Neo-konstruktivisten, performance en Cres publishers

Hans Eijkelboom fragment uit: Arte Actual Holandesa



Fragmenten uit: Cornelissen NOV. 1978

Gerrit Jan de Rook en André Swertz hebben een publicatie uitgegeven genaamd 'Arte Actual Holandesa' (Gamm(a) Utrecht 1979) bij de tentoonstelling in de Sociedade Nacional de Belas Artes te Lissabon. Deze kan als een kunstenaarsboek worden beschouwd. Met bijdragen van 14 deelnemende kunstenaars verdeeld in 2 groepen:

1. De neo-konstruktivisten: Paul van Dijk, Joke van Kerkwijk en Marius Quee werken met geometrische vormen. Alex Spilker en Paul van de Vliet meer visueel - systematische vormen. Bij Madelon Hooykaas, Elsa Stansfield en William Verstraeten vormen geometrische vormen de basis voor de installaties.
2. Performance - kunstenaars: Hans Eijkelboom houdt zich bezig met de smaak van mensen bij het kiezen van kleren, partners etc. De Cres-groep Johan Cornelissen, Peter Mertens, Jan Nederveen en Rob Nypels houden zich bezig met groepsvoorstellingen. Harrie de Kroon met visuele vervreemding.

De Cres Kunstenaars Collectief was opgericht in 1976 door Johan Cornelissen, Peter Mertens, Jan Nederveen en Rob Nypels, die allemaal gestudeerd hebben aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht. In 1978 beginnen ze hun twee maandelijkse kunst tijdschrift Cres uit te geven in een oplage van 300, waarvoor zij naast hun eigen publicaties (resp. zt NOV. 1978, zt 1978 + Egypt 1980, zt JULY 1978, zt SEPT. 1978) ook andere kunstenaars hebben uitgenodigd om deel te nemen. Deze publicaties kunnen als losse kunstenaarsboeken worden beschouwd:

* Hugo Boxhoorn (Nova Zembla 1977-1978)
* Ulises Carrión (In alphabetical order 1979)
* Madelon Hooykaas & Elsa Stansfield (Transposed Environment 1980)
* Harrie de Kroon ('identity': I lay on the bottom of a tank, wich is filled with water. The surface of the water burns. One hears a tape recording of a heavy breathing during this 20 minutes 1979)
* John Liggins (Wish 1979)
* Johan Claassen (Egypt 1989)
* Tomasz Sikorski (Autozapis : Autorecording 1980)
* Nikolaus Urban (performance 7.6.1979, Arnhem : a documentation)
* Jan Mertens (JAN 1979. A pleasant pattern, depicting a smiling man)
Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...