Posts tonen met het label Jan van Eyck Academie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Jan van Eyck Academie. Alle posts tonen

Helgi Thorgils Fridjónsson





Omslag en fragmenten uit:
Uppábúinn Stóll og sögumadur / A dressed up chair and a narrator
Na een periode van conceptuele kunst van de jaren zeventig van IJslandse kunstenaars als Sigurdur Gudmundsson, Krtistján Gudmundsson en Hreinn Fridfinnsson opende Helgi Þorgils Friðjónsson een andere weg binnen de beeldende kunst die aansloot bij de nieuwe schilderkunst die eind jaren zeventig opkwam. Ondanks dat hij de kunst van de jaren zeventig als een diepe recessie beschouwde zijn de wortels van de conceptuele kunst nog duidelijk zichtbaar in zijn werk. Het gaat namelijk in zijn schilderijen en tekeningen niet om het visuele maar om het idee die er achter zit.

De tekeningen vanaf eind jaren zeventig zijn voorzien van teksten. Het zijn stripverhalen met symbolen van naakte mannen, dieren (vooral honden) en vleugels van engelen en vogels. Tekeningen met afbeeldingen van een wereld waarin mens en dier vruchtbaar samenleven. Relatie tussen mens en natuur is een belangrijke factor. De afgebeelde wereld straalt absolute eenzaamheid uit. Friðjónsson werkt in een stijl van een mengeling van het surrealisme en naïeve schilderkunst. Deze verhalende stijl doet denken aan de nieuwe figuratie van Pieter Holstein. Ook is duidelijk invloed aanwezig van de Tsjechen Milan Kunc en Jan Knap en de Duitser Peter Angermann van Gruppe Normal. Het lijkt wat ouderwets op het eerste gezicht, maar het is niets anders dan een sterke, subjectieve expressie met kennis van de geschiedenis van de kunst met een surrealistische ondertoon. Kunstwerken die ons, in tegenstelling tot het werk van bijvoorbeeld Jan Voss, een ondoorzichtig verhaal tonen. Dit wordt gevolgd door gebeurtenissen waarin verwijzingen naar sprookjes en folklore.

Na studie aan de Icelandic Colege of Art and Craft in Reykjavik ging Friðjónsson naar Nederland. Hij studeerde aan de Vrije Academie in Den Haag van 1976 tot 1977 en daarna aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht van 1977 tot 1979. Friðjónsson heeft ongeveer 30 kunstenaarsboeken gemaakt. De kunstenaarsboeken van Friðjónsson zijn:

Rip Kirby (Eigen publicatie 1975)
Aevintýri um hest, frosk og sel. / Adventure about a frog and a seal and a horse (17 kaarten: eigen publicatie Reykjavik 1977 oplage 20 ges.)
mor bregdur 'a leik í midju aevintýri / Love story (Jan van Eyck Academie Maastricht, 1977 oplage 40 ges. handgekleurd)
Daemisaga (Jan van Eyck Academie Maastricht, 1977 oplage 69 ges.)
Hundasögur (Eigen publicatie Reykjavik 1978)
1 (+) 2 (Jan van Eyck Academie Maastricht, 1978 oplage 56 gen./ges. 2 banden met elk 5 tekeningen)
Geen titel (Jan van Eyck Academie Maastricht, 1978 2 volumes oplage 56 ges.)
Einu sinni var maður sem gekk um í heiminum með spjald á bakinu (Eigen publicatie c1978 oplage 80 gen./ges)
Nokkrar Teikningar - Some Drawings (Jan van Eyck Academie Maastricht, 1979 oplage 500)
Pridja sagan um dick (1979 oplage 100)
Uppábúinn Stóll og sögumadur / A dressed up chair and a narrator (Eigen publicatie Reykjavik 1980 oplage 200 gen. gekleurd met de hand)
S- ögur / H.Þ.F. (Eigen publicatie c1981)
Málverk og teikningar / Paintings and drawings (Eigen publicatie Reykjavik 1981 oplage 300 gen.)
Atridi ur dagbok januar 1979 til agust 1981 (Eigen publicatie i.s.m. Dieter Schwarz, Reykjavik 1981 oplage 300 gen.)
Atriđi úr dagbók, janúar 1979 til ágúst 1981 (Eigen publicatie Höfundur, c1981 oplage 300)
Klöri / H.Þ.F. (Eigen publicatie c1981 oplage 100 gen.)
Lonely : fordaði / H.Þ.F. (Eigen publicatie c1981)
Þor Vigfusson (Eigen publicatie Reykjavik 1982 oplage 111 gen.)
Á milli tveggja persona (Eigen publicatie Reykjavik 1982 oplage 150 gen.)
The kit headed ball (Eigen publicatie Reykjavik 1982 oplage 110)
The D.S. lick nets (Eigen publicatie i.s.m. John M. Armleder Reykjavík 1982 oplage 111 gen.)
London kit, stylus mask (Eigen publicatie i.s.m. Daði Guðbjörnsson, Reykjavik 1982 oplage 111 gen.)
The Rex headed master (i.s.m. Daði Guðbjörnsson, John M. Armleder, Kristinn G. Hardarson, Reykjavik 1982 oplage 141 gen.)
Thick Air (Gedrukt t.g.v. de uitwisselingstentoonstelling 'Reykjavik-Amsterdam, ter weerszijden van de meridiaan', Fodor Museum Amsterdam 1983. 9 kunstenaarsboekjes in kartonnen doos oplage 250/100 gen./ges. met Arni Ingólfsson, Dadi Gudbjörnsson, Eggert Pétersson, Helgi Thorgils Fridjónsson, Ingólfur Arnarsson, Ivar Valgardsson, Kristinn Hardarson, Steingr. Kristmundsson, Tumi Magnússon)
Litlu bækurnar 1983 (16 kunstenaarsboekjes: Luxus II / Árni Ingólfsson -- [Untitled] / Ásta Ólafsdóttir -- The road home / Daði Guðbjörnsson -- [Untitled] / Eggert Pétursson -- The fountain book / Helgi Þorgils Friðjónsson -- [Untitled] / Ingólfur Arnarsson -- Brýr og fossar / Ívar Valgarðsson -- Úr ymsum áttum / Jökull Jonsson -- Selfoss--Laugarás / Kristinn G. Harðarson -- [Untitled] / Pétur Magnússon -- Broken memories / Runa Thorkelsd. -- Kuldabrennt útiloflið / Sólveig Aðalsteinsdóttir -- "1001 orð" / Steingrímur E. Kristmundsson -- Þór Vigfússon -- [Untitled] / Tumi Magnússon -- Myndir / Valgarður 1983 oplage 200 gen.)
Dagdraumar (Eigen publicatie H.þ.F., c1983 gen./ges.)
Hundar och änglar = Dogs and angels (Hong Kong Press, Göteborg 1986)
Vatnslitamyndir. Listasafn Así (The Labour Unions Art Gallery 1994)



Fragmenten uit:
Málverk og teikningar / Paintings and drawings

Stijgen en dalen met Richard Menken




Voor- en achterkant omslag,
titelpagina en colophon Exile 1968-1975
De kunstenaar Richard Menken heeft aan Jan van Eyck Akademie Maastricht op de Experimentele afdeling als onderzoeker gewerkt van 1973 tot 1975. In het kunstenaarsboek Exile 1968–1975 (Jan van Eyck Akademie Maastricht 1975 oplage 200 gen.) is een mix te zien van installatiekunst, tekenen, foto’s, grafiek en performances. Het boek is bedoeld als een overzicht en een samenvatting van zijn werk. Het bevat werken van de academietijd in Den Bosch en van een wereldreis als van de periode in Maastricht. 'Exile' betekent ongeveer een zelfopgelegde afwezigheid van je geboorteland.

Menken: "Ik voelde me toen een 'exile'. Het is een reisverslag waarin heimwee de boventoon voert. Nu ervaar ik het boek als een vorm van mentale inteelt, al zijn een aantal foto’s nog steeds goed en helder. In die tijd was het shamanisme voor mij belangrijk, vooral het element van 'stijgen en dalen'. Daarmee bedoel ik dat ik me zeer bewust was van de nachtmerrieachtige kant van het bestaan, die ik ook opzocht. Het was een vorm van afdalen, van zinken en zakken tot je de bodem raakt om daarna weer te kunnen opstijgen. Het boek was erg gericht op het mythische aspect en de identificatie met dieren; het was een metafoor voor gedachten die de wereld in schieten en al dan niet vrucht dragen. 'Hondenspan met lege conservenblikjes' vind ik een hele leuke fotoserie, daar moet ik nog altijd om lachen. Die blikjes rinkelden mooi achter me aan en achter op de gang liep ik met een luchtbuks en schoot in de conservenblikjes. Dat soort onzin vind ik nog altijd leuk. In tegenstelling tot tombeaux, gedenkstenen en accumulatoren – die zijn te mythisch geladen. Het boek registreert ontsnappingspogingen uit een uitzichtloos bestaan en tegelijk zoekt het een bevestiging van dat bestaan. Het is één lange ontsnappingsschreeuw. In 'memor.I.am' is een foto van de tekst die in in het Nieuw-Zeelandse zand schreef. Toen ik Nieuw-Zeeland binnenvloog, woedde er een tornado tussen Australië en Nieuw-Zeeland. Dat kun je zien op die weerkaart. Ik vroeg de foto ervan op en kwam in gesprek met een Nederlandse meteoroloog in Nieuw-Zeeland die huilde van heimwee toen hij hoorde dat ik Nederlander was. Het boek bevat ook de foto 'In advance of Oedipus', een van mijn eerste vloersculpturen uit 1968. De sculptuur bevatte een mechanisme: als je te dicht naderde, begon er een fluittoon te zingen. Er zaten kleine contactmicrofoontjes in de berg hondenharen en een luidspreker en die gingen enorm rondzingen".

Het werk waarmee Menken afstudeerde in Maastricht was een grote installatie die de hele ruimte besloeg. Hier rookte hij de ruimte uit om de 'kwade dampen' weg te krijgen. Dat is te zien op een foto in Exile 1968–1975 en was een belangrijk onderdeel van de hele installatie. Het eindigt met de performance 'Blindfold' die ik in mijn eentje gedaan heb. Ik liep geblinddoekt een route door de installatie. Het boek 'Exile' was voor Menken een groot project op de academie dat in twee, drie maanden is gemaakt. Servie Janssen was toen bezig met het kunstenaarsboek 'Dimensies van Stilte en Mythe' (1974). Beide publicaties hebben sterke overeenkomsten. Menken gaf echter weinig ruchtbaarheid aan zijn performances. Er bestaan foto's van, zichtbaar in het kunstenaarsboek, maar Menken heeft ze niet zoals Janssen voor een publiek gedaan. Aan de Jan van Eyck had Menken alleen contact met Servie Janssen, John van de Rijdt, Raul Marroquin en Jan Hendrix.

Menken is vooral geïnspireerd door Samuel Beckett en John Cage en in mindere mate door Joseph Beuys. In het werk van Menken speelt het toevalselement ook een rol. Dit is te zien in het kunstenaarsboek 'Richtkracht' (Hogeschool voor de kunsten Arnhem 1995 oplage 750). Menken: "Het is een encyclopedisch boek. Het springt van hot naar her, gaat door de hele wereldliteratuur en kunstgeschiedenis heen en er zit evolutie in die pas duidelijk wordt als je aandachtig leest. De witruimtes tussen de teksten en de beelden zijn via toevalsmanipulatie, met I Ching, gedaan. Ik heb eindeloos vaak gegooid en dan kreeg ik reeksen getallen van één tot achtenzestig. De maximum witruimte werd dus achtenzestig regels. Ik heb geen moment gesjoemeld. Het was een heel natuurlijke manier van groeperen. In 'Alphabet' heb ik de letters van het alfabet in verschillende installaties gecombineerd. Er is geen direct verband tussen de verschillende installaties en beelden en het alfabet; het alfabet fungeert alleen als matrix. Wat me fascineert is de ervaringsmogelijkheid met het kunstwerk: alles mag ook aangeraakt worden. De letter E toont een Arabische fotostudio met een heel menselijke, feestelijke sfeer. Bij de letter J komt de wereldreis terug. De wereldkaart vond ik gewoon op straat, verregend en verkreukeld. Ik heb hem opgehangen met een fijnmazig groen net ervoor en de route erdoorheen gevlochten met een rood lint en het woord 'Solo' erboven geschreven".

Bron: interview Johan Deumens met Richard Menken Jan van Eyck Akademie Maastricht 2004.

'Stijen en dalen'

'Hondenspan met lege conservenblikjes'

'memor.I.am'

'In advance of Oedipus'

'Blindfold'

Kunst per post : mail art

G.J. de Rook (omslag Mail art : kunst per post)
Mail art is de term voor kunstwerken die vanaf het begin jaren zestig (Ray Johnson 1962 en fluxuskunstenaars) wereldwijd per post worden verzonden. Mail art kunstenaars sturen elkaar ansichtkaarten, brieven, fotokopieen, telegrammen, faxen, collages, tekeningen, kunstenaarsboeken, tijdschriften, foto's, objecten, cassettes, dia's en videobanden. Meestal worden elementen van het frankerings- of verzendingsproces geintegreerd in het kunstwerk: ook zelfgemaakte postzegels en stempels behoren tot de mail art. Naast de post wordt voor verzending ook gebruik gemaakt van de telefoon, telex, fax of modem. De beoefenaars van mail art beklemtonen vooral het collectief-communicatieve en alternatieve karakter. Mail art zou a-commercieel en multi-cultureel zijn en geen 'voorgeschreven' esthetiek en selectiecommissies kennen; iedereen kan dus deelnemen aan mail art. Mail art is ontstaan als reactie op de gangbare overtuiging dat 'kunst alleen te koop is door mensen met kapitaal' en 'kunst alleen kan worden tentoongesteld in musea of galerijen'. Een mail-artist mijdt de officiële kunstwereld en regelt alles zelf. Ideeën zoals 'Iedereen kan een kunstenaar zijn' en 'kunst moet door iedereen kunnen beoefend worden' vormen de basis van deze postkunst (uit: Kunst van nu 1995).

herman de vries (uit: Mail art : kunst per post)
'Postale kunst is geen kunst. Tenminste niet wat de mensen als kunst beschouwen. Er zijn geen speciale vaardigheden voor nodig, noch zijn de kunstenaars die het maken intelligenter of gevoeliger dan andere mensen. Om postale kunst te maken heeft men niets nodig en men produceert ook niets, dat wil zeggen er worden geen kunstwerken als objecten geproduceerd. Het maximale resultaat ervan is zoiets als kunstgevoeligheid. De werken die u op deze tentoonstelling kunst zien hebben geen artistieke waarde op zich: ze zijn tot in het oneindige herhaalbaar en alle resultaten zijn even goed. Het is de gedachte achter de werken die ze belangrijk maakt (ze zijn overblijfsels van de gedachten/akties erachter: het idee heeft dit resultaat nodig als de 'voltrekking' ervan). Het is deze 'mentaliteit voor kunst' die de belangrijkste boodschap van postale kunst is' (uit: kunstenaarsboek Mail art : kunst per post van G.J. De Rook. Uitgave bij de gelijknamige tentoonstelling in 1977).




Fragmenten uit: Mail art : kunst per post
'Mail-Art is niet beperkt tot de officiële postale systemen. Brieven in flessen, brieven aan gasballons of in ruimtevaartuigen bestemd voor andere werelden; schrijven in de lucht met uitlaatrook van vliegtuigen; uitzending van boodschappen tussen Afrikaanse stammen met tamtam of telegrafie; het zijn allemaal weer andere soorten van correspondentie, die op verschillende wijze worden toegepast. Het 'specifieke' gebruik van deze media is wellicht bepaald door de wijze waarop ze worden toegepast. Dit is wat Mail-Art zijn eigen karakter geeft' (Guy Bleus).


Pier van Dijk (fragmenten uit: 'a white sheet of paper,
internationaal mail-art project van Pier van Dijk 1982)
Mail art is nauwelijks opgenomen in het reguliere expositiecircuit, maar kent niettemin een zeer bloeiend bestaan met vele beoefenaars. De meesten van hen zijn onbekend buiten de kring van de deelnemers zelf, met uitzondering van Guy Bleus - die tevens een omvangrijk mail art-archief beheert -, Luc Fierens - die vanaf 1987 wordt gezien binnen Vlaanderen als de gangmaker sinds Paul de Vree van de visuele poëzie -, Ko de Jonge - curator van het mail art project wALLofsmALLart en organisator ARTisSTARTplus (archief met kunstenaarsboekjes), Pier van Dijk/Robert Joseph en Rod Summers. Ook Bas Jan Ader, Sjoerd Buisman, Jan Dibbets, Ad Gerritsen en vele anderen verzenden vanaf de tweede helft van de jaren zestig kunstwerken per post. Vaak zijn dit aankondigingen van tentoonstellingen. Veel voorbeelden zijn te zien op Collectie Gelderland. Een actuele lijst met kunstenaars is te raadplegen op Mail Artists Index.

In Mail Art is de code 'wat je verstuurt wordt eigendom van de ontvanger'. De ontvanger van Mail Art voelt wel de verplichting iets terug te sturen. De producten worden niet verkocht aan particulieren. Er worden archieven aangelegd en opgebouwd zowel bij de Mail Art kunstenaar als bij culturele centra en musea. Ook het Van Abbemuseum heeft een archief met daarin een omvangrijke collectie Mail Art werken en kunstenaarsboeken: The Mail Art project.

Carrión stond bekend om zijn voortdurende activiteiten in diverse landen om aandacht te genereren voor het belang van kunstenaarsboeken en ook mail art. Vele ansichtkaarten die werden uitgewisseld met andere kunstenaars over de gehele wereld archiveerde hij als het aankwam per post. Een aantal hiervan is opgenomen in de verzameling van F.A. Bernett Books en is te raadplegen op Postcards from the Edge.

Uitgeverij Stempelplaats in Amsterdam gaf van 1978-1980 een tijdschrift over mail art projects uit: 'Rubber : maandelijks informatie bulletin over stempelwerk'. Deze zijn samengesteld door Aart van Barneveld. Binnen deze uitgave heeft Ulises Carrión twee nummers uitgebracht over mail art projects: a mail artproject: artists postage-stamps and cancellations stamps (vol.2 number 8, august 1978) en six mailart projects met Ulises Carriòn, ned.; Leonhard Frank Duch, Brasil; Johan van Geluwe, Belgium; Ko de Jonge, Ned.; Herman Gruber, Austria; Pawel Petasz, Poland; Robert Rehfeld, DDR (vol. 3 number 7/9, july/sept. 1980)

Een ander uitgave van uitgeverij Stempelplaats is Six mail art projects = zes post-kunst projecten uit 1980. Een catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling in Amsterdam, Stempelplaats, juli 1980 (Rubber : maandelijks informatie bulletin over stempelwerk = a monthly bulletin of rubberstampwork Vol. 3, no. 7-9, juli-september 1980 Oplage 500). De foto's zijn gemaakt door John Liggens. 6 Projecten van 6 verschillende kunstenaars: Herman Gruber, Ulises Carrion, Paul Petasz I, Leonhard Frank Duch, Robert Rehfeldt en Ko de Jonge/Johan van Geluwe. Het communicatieproces is een formeel en onmisbaar bestanddeel van de kunstwerken.




Rod Summers (fragmenten uit: mail Project: Klaus Groh)
Een ander prachtig voorbeeld is het mail art project van Rod Summers. Dit is vastgelegd in het kunstenaarsboek mail Project (VEC Jan van Eyck Academie Maastricht 1974). In dit boek zet Summers zijn bedoelingen en redenen uiteen in een introductie: 'This mail project was begun in a rush of frustation. It became apparent that several pieces of mail despatched to me had become lost in transit, they included a desk diary sent from Wales, a cine film sent from England and a book from The I.A.C. in Germany. The manuscript of a book sent to the I.A.C. failed to arrive there, when I compleined at the Post Office I was informed that I should hire a postbox. I sent a numbered card and self adressed envelope to twentyfive people, selected either because of a normal correspondance or for geographical location. As an investigation into the mailing system the project results are vague. Those same results are more informative when taken in the context of human relationships.

Rod Summers

Rod Summers titelpagina Poems '68-'72
Rod Summers achterkant omslag
Poems '68-'72 (foto R. Marroquin)
In 1973 begon de Engelsman Rod Summers te studeren aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht en is sinds die tijd niet meer uit Nederland vertrokken. Summers is een veelzijdige kunstenaar. Hij houdt zich bezig met conceptuele kunst, geluidskunst, performance en mail-art (audio cassettes: VEC audio auditions). Verder is hij (performance) dichter, toneelschrijver en maker van kunstenaarsboeken.

In het kunstenaarsboek Influence '43-'75 heeft Summers een verslag gedaan van belangrijke gebeurtenissen in zijn leven. Gebeurtenissen die invloed op zijn leven hebben gehad.




Rod Summers
(fragmenten uit: Influence '43-'75)

I became a poet today
Almost by accident,
I hope tomorrow
To become an artist.
(uit: Poems '68-'72)

De resultaten van Summers' kunstactiviteiten zijn vanaf 1973 gepubliceerd als onderdeel van zijn concept genaamd 'VEC' (Visual, Experimental, Concrete). VEC publiceerde naast geluidscassettes o.a. ook multiples, tijdschriften in oplage, kunstenaarsboeken en stempelkunst.

Kunstenaarsboeken:

- Poems '68-'72 (VEC Amsterdam ca. 1973)
- Mail project (Jan van Eyck Academie 1975)
- Should you need me, I will be : signing the spaces between sun and death (Jan van Eyck Academie 1975)
- Influence '43-'75 (Jan van Eyck Academie 1976)
- I have forgotten the next thing I was going to write... (Jan van Eyck Academie 1976)
- Patrick's tale (Jan van Eyck Academie 1976)
- E.R.'78-'03 Stage one (VEC Amsterdam 1978)
- Take 50 lines to get to the point (Artwords & Bookworks; Fahnmuhle)



Rod Summers (bijdrage: Kontexts 6 & 7 1975)

Vier IJslandse kunstenaars en Jan Douwe Bakker

De kunstenaar Douwe Jan Bakker werkte op de Jan van Eijck Academie in Maastricht samen met de IJslandse kunstenaar Birgir Andrésson (kunstenaarsboek: Eyktarmork séd fra' haekinsdal í kjos, Jan van Eijck Academie ca. 1987). Ook maakte Bakker daar kennis met een gemeenschap van IJslandse conceptuele kunstenaars die in de jaren zeventig naar Nederland waren verhuisd, waaronder Sigurdur Gudmundsson, zijn broer Kristján Gudmundsson en Hreinn Fridfinnsson. Het Frans Hals Museum heeft in 1974 een tentoonstelling georganiseerd van de deze drie IJslanders samen met Douwe Jan Bakker. De catalogus bestaat uit vier boekjes van elk van de kunstenaars. Deze originele bijdragen kunnen als kunstenaarsboekjes worden beschouwd:

- Sigurdur Gudmundsson: The ten Commandments
- Douwe Jan Bakker: 236 pronouceables
- Kristján Gudmundsson: zonder titel
- Hreinn Fridfinnsson: Five gates for the South wind

Het boekje (Five gates for the South wind) van Hreinn Fridfinnsson is duidelijk conceptueel: "The idea originated in the Spring of 1971, but the gates were not built until the late summer of 1972. They are situated at a lonely place on the south coast of Iceland. I wanted them to open only for the South wind. The following pictures were taken on the same day that the gates were positioned: a dull and rainy day, and the wind was blowing from the North. I haven 't seen them since".
"Hreinn Fridfinsson is a poet. He "speaks" to us about the light, the wind, the landscape, about the rocks and crystals, about the gravity and about sentiment. In 1972 he created gates for the South Wind at a lonely spot on the southern coast of Iceland. He constructed them in such a manner that the South Wind could open the leaves of the gates. On one rainy day, when he had just finished constructing the gates and was taking a photograph of them, the wind blew from the north; the leaves remained closed and the artist never again returned to that place" (Jean-Christophe Ammann, April 2000).

Voor meer dan veertig jaar maakt Kristján Gudmundsson conceptuele kunst en hij heeft in deze periode een opvallende uitbreiding aan het begrip 'tekening' gegeven. Hij ziet in schrijf- en tekenmateriaal een tekening a priori. Voor hem levert tekenmateriaal zélf met behulp van een logische ordening of minimalistische handeling al een tekening op. In tegenstelling tot de fundamentele schilderkunst staat niet het proces van het schilderen en tekenen centraal, maar de logica in zowel het beeld als de taal verwerkt in een titel of concept (bron: Galerie van Gelder). In zijn bijdrage van 1974 bestaat het boekje (zonder titel) uit tekeningen van twee verticale lijnen en één horizontale lijn. De linker verticale lijn wordt hierin naar rechts geschoven.

Sigurdur Gudmundsson vermeldt in zijn kunstenaarsboek The ten Commandments op de linkerpagina's de tien Geboden. Op de rechterpagina's zijn steeds dezelfde foto van Gudmundsson afgebeeld zittend op een stoel.

Van 1972-1974 maakte Douwe Jan Bakker voorwerpen, die voorzien zijn van een houten staafje dat men in de mond kan nemen: 236 pronouceables. Zo spreekt men het woord zonder geluid uit, men ‘hoort’ het door de ogen, die het object herkennen.

Na de IJslandse conceptuele kunstenaars die in de jaren zeventig naar Nederland was er een volgende generatie IJslandse kunstenaars. Ze studeerden allen aan de Jan van Eyck academie in Maastricht. De academie en de kunstenaars zelf publiceerden vele kunstenaarsboeken. Hieronder een overzicht. Klik op de naam voor een overzicht van de publicaties.

Thorvaldur Thorsteinsson

Asta Olafsdottir

Magnus V. Gudlaugsson

Gudrun Hrönn Ragnarsdóttir

Eggert Pétursson
Smáhlutir (Reykjavik 1978 oplage 100 gen./ges.)
Untitled (Reykjavik 1978 oplage 100 gen./ges.)
Passing-bells (Jan van Eyck Academie Maastricht 1979 oplage 100 gen./ges.)
What I had in mind (Jan van Eyck Academie Maastricht 1980 oplage 100 gen./ges.)

Ingólfur Arnarsson

Helgi Thorgils Fridjónsson

 

fragmenten uit: Five gates for the South wind
 



Fragmenten uit: 'Zonder titel' Kristján Gudmundsson
 


Sigurdur Gudmundsson
(omslag en fragmenten uit: The ten Commandments)
 

Raul Marroquin


Raul Marroquin
(Voor en achterkant omslag How?)

Raul Marroquin (fragment uit: Kontexts 6 & 7 1975)
Raul Marroquin studeerde aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht, toen hij met video begon te werken. Massacommunicatie speelt een belangrijke rol in zijn werk. Zijn eerste videowerken vanaf 1972 zijn registraties van het gebruik van moderne communicatiemiddelen zoals telefoon, radio en televisie. Dat deze geavanceerde hulpmiddelen het gebrek aan wezenlijke communicatie vaak verhullen, komt daarin duidelijk naar voren. Ook gebruikte hij video in die periode om alledaagse situaties vast te leggen en zo te laten zien dat dit medium niet alleen voor zogenaamd gewichtige zaken bedoeld was. De vervorming van informatie bij het overbrengen ervan en de daarbij behorende consequenties stonden centraal in zijn werk.

Bij Agora Studio in Maastricht ging men uit van het idee dat kunstuitingen ontstaan, onafhankelijk van geografische of historische aanleidingen. Met name de opzet van de Fluxus-beweging en de conceptuele kunst beantwoordden aan deze gedachtegang. Binnen de Agora Studio was speciale aandacht voor de mediakunst. De doelstellingen van Agora Studio en de ideeën van Marroquin bestond een grote verwantschap. Marroquin maakte in 1975 een reeks interviews op video met kunstenaars als Joseph Beuys en Michael Cardena. Tussen 1972-1974 richtte hij de stichting Mad Enterprizes Inc. op. In die tijd ging hij met Agora Studio een samenwerkingsverband aan (Stokvis). Marroquin heeft verder, samen met Marjo Schumans en Anton Verhoeven het tijdschrift Fandangos in 1973 opgericht. Fandangos startte als een project van Marroquin toen hij student was aan de Jan van Eyck Academie. Inhoudelijk publiceerde Fandangos werken van kunstenaars uit diverse, nieuwe kunststromingen van die tijd: Fluxus, conceptuele kunst, concrete en visuele poëzie, Body Art, Mail Art, performance.

Het kunstenaarsboek How? (Beau Geste Press/Mad Enterprizes Inc. en uitgegeven door Agora Maastricht 1974) heeft een hoog Fluxus gehalte: het is onduidelijk of het serieus moet worden genomen of niet. Het is sociaal gericht. De realiteit van het dagelijks leven (zowel handelingen als voorwerpen) is interesanter dan kunst. How? Een aantal voorbeelden: How to arm a fire brigade? Give them water pistols. How to make the public yell at a horror film? Explode a paper bag at the climax of the picture. En zo zijn er nog elf tips. De tekeningen zijn verzorgd door Anton Verhoeven, de foto's zijn gemaakt door Rod Summers en de lay-out is van Marjo Schumans.

Andere kunstenaarsboeken van Marroquin zijn:

Body Monuments Inc. Jan van Eyck Academie Maastricht z.j. (oplage 1.000)
Quick as a bunny! IAC nr.47 Friedrichsfehn z.j. 1974
First Aid in Communications (Jan van Eyck Academie 1972 oplage 500)
International Onomatopeya (Jan van Eyck Academie Maastricht 1972 oplage 100)
Phonomimic performances (1974-1975) Mad Enterprizes Inc. Maastricht z.j. (oplage 1000)
Changing personalities (samen met Anton Verhoeven) Mad Enterprizes Inc. Maastricht 1974 (oplage 1000)

Raul Marroquin
(fragment uit: How?)

Servie Janssen... the waypassenger

Servie Janssen
(omslag Dimensies van Stilte en Mythe )



Servie Janssen (fragmenten uit:
Dimensies van Stilte en Mythe)
Servie Janssen studeerde o.a. aan de Jan van Eyckacademie in Maastricht. Janssen behoort tot de generatie van Nederlandse performance-artiesten die internationaal succesvol waren in de late jaren zeventig (o.a. Marina Abramovic, Gerrit Dekker en Ben d'Armagnac). Janssen gebruikt zijn eigen lichaam om fysieke functies en grenzen te verkennen (acting art: omgaan met kunst met in de hoofdrol de kunstenaar zelf ). Geïnspireerd door zijn reizen en niet-westerse culturen gaat hij met zijn rituelen door totdat zijn lichaam dit kan volhouden. Zijn werken tonen een diepe reflectie van spanningsveld tussen weloverwogen gedachten en spontane creatieve handelingen. Geluid en taal zijn belangrijk in zijn werk. Zijn registraties van handelingen en acties in het atelier, laten experimenten zien die de mogelijkheid van beeldend vertellen, de narratief zelf, centraal stelt op poëtische wijze. In de periode van 1972 tot 1978 maakte hij rond de 15 zwart-wit banden. Na 1978 heeft de kunstenaar -uitzonderingen daargelaten - zich verwijderd van het medium video als beeldend instrument. Daarna maakte de Servie Janssen installaties waarbij hij ook publiekelijk teksten van hemzelf ten gehore bracht. Janssen doceerde ook aan de Academie Minerva in Groningen.

Omslag en fragment uit: Platmond

Janssen realiseerde sinds 1975 verschillende kunstenaarsboeken in eigen beheer en in oplagen. Zo stelde hij een aantal boeken samen, het eerste Dimensies van Stilte en Mythe in 1974, toen hij zijn periode aan de Jan van Eyckacademie afsloot. Dan blijkt ook taal voor hem een belangrijk uitdrukkingsmiddel. Het kunstenaarsboek (oplage 250 Maastricht) is gevuld met een stroom woorden en een stroom beelden, zoals hij zegt: 'dit werkboek wil een reflectie zijn van de chaos, de illusie en mythe van de creativiteit, om aan te tonen dat de verbeelding een dogma overstijgt en als bijdrage aan de zinsbegoochelende krachten die werkzaam zijn in de verwondering'. Met elkaar vullen woord en beeld zijn'Empty Stage', het lege podium waarmee het boek opent. Ook het kunstenaarsboek Platmond (Maastricht 1975 oplage 50 en gesigneerd) is een reflectie van zijn chaos uitgebeeld in woorden en gedichten, zoals hij zelf in het boek verwoord  als de 'dagaantekeningen 1e tot en met de 6e maand van 1975'.


Fragmenten uit: Performance 15 10 78 Arnhem

Het kunstenaarsboek Performance 15 10 78 Arnhem (oplage 330 Nijmegen 1978) is gebaseerd op een performance (kantelen), gehouden in Arnhem in 1978 in Theater a/d Rijn (video, 39′45″). Hij brengt een houten wand omhoog en houdt deze recht overeind. Balancerend door druk en tegendruk uit te oefenen blijft hij tot 10 minuten staan. Het publiek bestaande uit 80 à 90 bezoekers dat bij binnenkomst de 2 recorders passeert, ziet aan het einde van de zaal de opstaande wand die de 3 lichtbronnen afschermt. De eigenlijke handeling begint wanneer de performer zichzelf, samen met de wand, in de richting van de lampen voorover laat vallen en op het meelvlak neerklapt. Het meel stuift in een cirkelende beweging op in het licht en vult langzaam de ruimte. Hij blijft liggen tot na 1.5 minuut het geluid van de val opnieuw door de luidsprekers klinkt. (Dit gereproduceerde geluid van de eerste val wordt op zijn beurt opgenomen en herhaalt zich voortdurend). Vervolgens draait hij zich om op de liggende wand, zodat hij met zijn hoofd naar de zaal komt te liggen. Vanuit deze positie brengt hij de wand omhoog en schermt zo het licht af van het publiek, houdt de wand in evenwicht en valt voorover op de ribbenkant van de wand op de vloer. Dit proces van vallen en kantelen, wand omhoog brengen, druk en tegendruk uitoefenen herhaalt hij vijf keer totdat de andere kant van de zaal is bereikt. Daarna legt hij het hetzelfde traject in omgekeerde richting af en nog eenmaal bijna heen en weer. Zijn onderarmen zijn in bandages gewikkeld om elke val enigszins te breken. Met steeds kortere tussenpozen en in hogere frequentietonen worden de geluiden in de ruimte teruggebracht, totdat een ononderbroken hoge gierende toon ontstaat, dat door een helper wordt gereguleerd en in toom gehouden. De gebeurtenis stopt op het moment dat de performer de macht over de wand verliest en deze uit zijn handen valt. Hij heeft de houten wand dan op beschreven wijze ongeveer 20 keer gekanteld. De hele ruimte is gevuld met fijne meeldeeltjes die de bandrecorders bedekt en de drie halogeenlampen in een waas hult.


Servie Janssen performance Hengelo 22 8 79



In 1979 was Janssen in Hengelo bij de manifestatie ‘Beelden,installaties, performances’ met o.a. een project waarbij hij de fysieke aspecten van het vormgeven centraal stelde. Met zijn gehele lichaam en alle kracht daarin aanwezig ging hij een matras en een wand van blokken klei te lijf. Een groot aantal aspecten van de beeldhouwkunst werd in die performance voelbaar. De ontmoeting van mens en materie. De kunstenaar die zijn denkkracht en lichaamskracht inzet, de materie die weerstand biedt en zijn eigen specifieke kenmerken behoudt. Bij het zien van dat zich vele malen herhalende proces komt onwillekeurig de eeuwenoude geschiedenis van onze beschaving in beeld: de bouw van de piramides bijvoorbeeld. Als ik de foto’s nu bekijk treft me dat steeds weer: die heroïsche strijd die de kunstenaar levert in het vinden van een vorm voor zijn ideeën en het temmen van zijn materiaal. Dit alles is prachtig vastgelegd in het kunstenaarsboek Servie Janssen performance Hengelo 22 8 79 (Nijmegen 1979 oplage 200).

Waypassenger
Vanaf 1977 tot 1983 werkte Janssen nauw samen met stichting De Appel te Amsterdam, hij trad als performance-kunstenaar regelmatig op in binnen en buitenland (Lyon, New York, Antwerpen, Warschau). Een aspect daarvan, het onderweg zijn, is door Janssen tijdens een performance voor Nijmeegse studenten, als volgt onderzocht. Twee sprekers lazen om beurtelings gedurende 40 minuten 37 korte door hem geschreven teksten, die door Stichting De Appel in Amsterdam zijn uitgegeven. Als een objectivatie van zijn eigen emoties klonken de door onbekende gereciteerde door hemzelf in het Engels geschreven teksten door de grote leeg gehouden ruimte. Hij blies, kruipend over de vloer, heel langzaam in een meellijn voor zich uit wegstuivend, af en toe onderbroken door geluid dat leek op seinsignalen. Gefascineerd door het idee van een Noordland, als werkstuk of environment heb ik hem onlangs voorgesteld het gevoel daaromtrent het iets voelen voor het noorden een naam te geven, kortom het land te noemen Northfeelland, afgekort NFL. Het is een niet bestaand land, noordelijk gelegen, op de kaart boven links van het midden, waarvan de aantrekkingskracht uitgaat als van een magnetische Noordpool op het kompas. Sporen van een reis en van menselijke aanwezigheid zouden in Northfeelland net als sporen van natuurelementen als sneeuw voor de zon verdwijnen en een kringloop beginnen. Blijvend is de romantische verwachting dat ergens een door noorderlicht verschoond gebied zou bestaan waar evenwicht en vrijheid te vinden zijn. Wanneer je echter op het witte vlak verdwaalt, loop je -volgens een natuurwet, de zwaartekracht (N 4)-, in een cirkel rond. Deze vicieuze cirkel kan slecht door fantasie en creativiteit worden doorbroken. Tijdens de imaginaire reis is de kunstenaar een vrij man; een waypassenger, dus een aan tussenstations opgenomen of uitgelaten passagier. De reis gaat figuurlijk verder; de passagier stapt in en uit en misschien vertelt hij enkele grappen. Northfeelland verschijnt aan de horizon. Ernst wordt bevrijd door humor (tekstpublicatie: István. L. Szénássy uit een catalogus uitgegeven als kunstenaarsboek Waypassenger Northfeelland (NFL) : acting art featuring Servie Janssen Bonnefanten Museum Maastricht 1978).

In de benedenruimte van De Appel in Amsterdam heb ik gewerkt aan de 'performance'; 'wilfeiten en intuitie'. Begonnen in een lege ruimte wilde ik zo open mogelijk - vanuit die situatie - een konfrontatie met publiek. Ik wilde voorkomen dat een 'uitgedacht verloop' van de gebeurtenis de meest aktuele gevoelens zou uitschakelen. Het innerlijke proces van het denken daarover - de buigzame lijn - wilde ik parallel hebben met de uiteindelijke manier waarop en waarmee ik zou gaan werken (uit Kunstenaarsboek Project in 'de appel' Nijmegen eigen beheer 1978 (oplage: 300).

Voor de andere kunstenaarsboeken klik op: kunstenaarsboeken van Servie Janssen
Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...