Posts tonen met het label Fluxus. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Fluxus. Alle posts tonen

Een reis door tijd en ruimte: Sigurdur Gudmundsson


Omslag en fragment uit: Journey-Book
De uit IJsland afkomstige kunstenaar Sigurdur Gudmundsson woont en werkt vanaf 1970 in Nederland. In de jaren zestig en zeventig ondergaat Gudmundsson de invloed van de fluxusbeweging en de conceptuele kunst. Vanaf de jaren zeventig gaat hij zich bezighouden met 'geensceneerde fotografie' waarin hij zelf figureert. In deze 'romantische beeldpoezie' over persoonlijke gevoelens en verlangens gaan humor en ernst samen. Tussen 1974 en 1982 maakt hij een serie fotowerken, die hij Situaties noemt die melancholiek en clownesk van toon zijn. Het zijn vaak droogkomische Fluxus-achtige variaties op het alledaagse. 'Mijn werk komt voort uit een bron die gevoelsmatig is en waarvan ik geen verklaring kan geven. Het idee dat nodig is om het werk uit te voeren wordt getoetst aan dit basisgevoel. Zo hoop ik in elk nieuw werk dit grondgevoel gestalte te geven. En dat kan alleen door mijzelf uitgebeeld worden.'

Gudmundsson vergeleek zijn werk ooit met het maken van een reis door tijd en ruimte. Heel even grijpt hij in en maakt een idee, gedachte of gevoel zichtbaar in fotowerken en sculpturen. In dat ogenblik voelt hij zich vrij en hoopt dat ook de beschouwer zichzelf de ruimte geeft. Zijn kunst is allesbehalve een mededeling of een gecodeerde beeldtaal die te kraken is als een rebus. Dit alles lijkt Gudmundsson te symboliseren in het kunstenaarsboek Journey-Book (onderdeel tentoonstelling: Ça va? Ça va, 4 constats islandais, Musée National d'Art Moderne/Centre National d'Art et de Culture Georges Pompidou, Paris 1977). Dit boek bestaat slechts uit witte lege pagina's met slechts één foto waarop Gudmundsson staat afgebeeld. Hij lijkt ergens naar onderweg te zijn. Evenals de lezer van het boek. Al bladerend zijn we naar iets op zoek en komen we onverwachts Gudmundsson tegen. Hij kijkt ietwat verstoord achterom. Heel even zijn wij Gudmundsson tegengekomen tijdens zijn reis door tijd en ruimte en geeft de ruimte om ook onze weg te vervolgen.

Van Hoepla tot Waldolala: Wim T Schippers

Voorkant omslag: Van Hoepla tot Waldolala

Achterkant omslag: Van Hoepla tot Waldolala


Fragment uit: Van Hoepla tot Waldolala

Fragment uit: Van Hoepla tot Waldolala
De Groninger kunstenaar Wim T Schippers sloot in de jaren zestig aan bij fluxus, pop art en nouveau réalisme. Met zijn werken hield hij het banale en saaie binnen het domein van de kunst. Vanaf 1964 werkte Schippers voor de televisie, zijns inziens de grootste galerie van de wereld. Hij en zijn medesamenstellers worden, om de persiflages op inhoud, vormgeving en opnametechniek van doorsneeprogramma's, enerzijds beticht van lastering en amateurisme, anderzijds geprezen om hun inventievemanipulatie van de werkelijkheid. Banale zinswendingen en gewoonten weet Schippers effectief te accentueren (bron: Kunst van nu 1995).

In 1967 werd Schippers gevraagd om mee te werken aan een nieuw televisieprogramma voor de VPRO; dit werd het muziekprogramma "Hoepla". In de eerste aflevering van het programma, uitgezonden op 28 juli 1967, liep het model Phil Bloom bloot door het beeld, wat leidde tot veel geschokte reacties. Na de derde aflevering werd het programma stopgezet. Na dit avontuur bij de televisie richtte Schippers zich weer op de kunst en produceerde zijn Pindakaasvloer. Vanaf 1971 werkte Schippers opnieuw voor televisie. Met Ruud van Hemert, Gied Jaspars en Wim van der Linden bedacht hij "De Fred Hachéshow" en een show met Barend Servet "Barend is weer bezig". Schippers was verantwoordelijk voor de teksten en het decor. Voor het personage Sjef van Oekel (gespeeld door komiek Dolf Brouwers) betekenden deze beide programma's een doorbraak op het scherm. De beide shows, waarin sociale conventies en taboes werden doorbroken, waren vooral onder de jeugd erg populair. Vanaf 1974 kreeg Van Oekel een eigen show: "Van Oekel's Discohoek". Naar aanleiding van de televisieshows werden ook een paar singles uitgebracht. In 1978 schreef hij de televisieserie "Het is weer zo laat!", ook wel bekend als "Waldolala", met wederom Dolf Brouwers in de hoofdrol.

In september 1978 was in het Stedelijk Museum Amsterdam een kunst 10-daagse te zien met "Circa 40 uur verdomd interessante televisieprogramma's". De titel van de tentoonstelling was "Van Hoepla tot Waldolala". Ook is er een gelijknamige catalogus verschenen die is ontworpen door Schippers met bijdragen van een aantal medewerkers. Deze uitgave is vormgegeven als een VPRO-gids met daarin het 10-daagse programma. Deze uitgave kan als een kunstenaarsboek worden beschouwd.

Het fluxusboek van Roland Topor

   
Voorkant omslag Souvenir met bandrol

Fragment Souvenir

Fragment Souvenir

Fragment Souvenir

Fragment Souvenir

Achterkant omslag Souvenir zonder bandrol
Roland Topor was een Franse tekenaar, schilder, schrijver en filmmaker, die bekend stond om het surrealistische karakter van zijn werk. Schreef toneelstukken, boeken en korte verhalen. Met zijn bizarre tekeningen, schilderijen en litho's probeert hij de angst voor de dood te verdrijven. In de jaren zestig kwam Topor in contact met de Fluxus-beweging. Dit was een los georganiseerde groep van kunstenaars die zich door middel van 'levende kunst', vooral happenings, wilden afzetten tegen de artistieke traditie. Ze dreven de spot met de professionele kunstbeoefening en met de bourgeoismentaliteit.

In 1967 maakte Topor samen met Robert Filliou en Daniel Spoerri fluxus ansichtkaarten. Ook heeft Topor een bijdrage geleverd aan de uitgave "Fluxus, the Most Radical and Experimental Art Movement of the Sixties" van Harry Ruhé (Amsterdam Galerie A 1979). In 1975 was in het Stedelijk Museum Amsterdam een tentoonstelling van Topor. Voor de betreffende catalogus heeft Topor een LP 33 RPM ontworpen (Panic – The Golden Years cat. nr. SM 590 met (foto) bijlagen oplage 500).

Een prachtig kunstenaarsboek van Topor is Souvenir (Thomas Rap Amsterdam 1972). Hierin heeft Topor alle zinnen doorgekrast, waardoor het "fluxus" boek onleesbaar is geworden en daarmee onverkoopbaar. Fluxus ageerde tegen het kunstobject dat alleen maar bestaat om verkocht te worden en om de kunstenaar in zijn levensonderhoud te laten voorzien.

In 1971 stond uitgever Jaco Groot in een Parijs café te praten met de kunstenaar Roland Topor. Het gesprek ging over onleesbare boeken. 'Ik heb zo'n boek gemaakt,' zei Topor, 'morgen, zelfde tijd, zelfde café, breng ik het mee.' Toen Groot het boekje de volgende dag zag, zei hij tot Topors stomme verbazing: 'Dat gaan we uitgeven!' Het boek verscheen bij uitgeverij Thomas Rap, in 1975 gevolgd door een tweede druk bij Uitgeverij De Harmonie. Topor werd door Adriaan van Dis geïnterviewd in diens boekenprogramma. Van Dis overhandigde Topor het onleesbare boek en vroeg hem een stukje voor te lezen. Topor, hierop onvoorbereid, sloeg spontaan een hand voor zijn mond en begon mompelend en onverstaanbaar voor te lezen. Uitgever Groot is de enige ter wereld die weet welke tekst door Topor onleesbaar werd gemaakt (bron: bieslog.vpro.nl).

Mark Brusse en de sfeer van fluxus


De ideeën van de Amerikaan John Cage hebben grote invloed uitgeoefend op de beeldende kunst van de jaren zestig. Cage beschouwt kunst niet als expressie- of communicatiemiddel waarmee individuele ideeën of universele waarden worden doorgegeven, maar als een proces dat identiek behoort te zijn met het dagelijks leven. Hij wil het bewustzijn van de mensen activeren door hen attent te maken op de hen omringende werkelijkheid. Theaterexperimenten die hij ca.1960 uitvoerde op Black Mountain College leidden tot het ontstaan van een nieuwe kunstvorm: de 'happening'.

De Nederlandse beeldhouwer Mark Brusse werkte vanaf 1961 in Parijs waar hij contact had met het nouveau réalisme. Aanvankelijk maakte hij assemblages van op straat gevonden en bewerkte stukken hout, metaal en touw. De constructies hebben meestal een verholen erotische thematiek. Sinds zijn verblijf in New York van 1965 tot 1967 maakt Brusse environments, die hij 'occupation de l'espace' noemt. Een ervan is bijvoorbeeld een grote houten minimalistische kubus die bijna de hele ruimte vult en slechts een smalle loopruimte overlaat. Hij werkte in New York samen met een internationaal netwerk van Fluxus kunstenaars.  De sfeer van fluxus was Brusse natuurlijk niet vreemd. Brusse neemt o.a. in 1965 deel aan de event 'Spaghetti Sandwich' met Earle Brown en Thomas Schmit. Met een 'event' wordt een gebeurtenis binnen fluxus bedoeld die iedereen overal kan laten plaatsvinden. De kunstenaar legt in enkele instructies de soms moeilijke handeling vast, die door een of meer personen moet worden uitgevoerd. In New York ontmoette Brusse ook Cage.

Meer nog dan in de massale, nadrukkelijke aanwezige 'occupations' komt de aan fluxus verwante, ironische benadering van kunst tot uiting in de activiteiten die hij tussen 1970 en 1972 in Berlijn ontwikkelt. Ook hier is een opnieuw een samenwerking met Cage. 'Ik ging naar Berlijn. In die tijd kreeg alles wat talent had een beurs aangeboden om Berlijn uit zijn isolement te trekken. Ik wilde geen echt atelier, nu kon ik doen waar ik in New York al zin in had gekregen: samenwerken met anderen en straatacties opvoeren. Heel belangrijk was dat ik eindelijk kon werken met iemand die ik al in New York had ontmoet: John Cage. Er was bijvoorbeeld een expositie van mij waarop Cage een week lang iedere dag een stuk uitvoerde. Soms duurde het drie uur, soms was het een minuut en een paar seconden - maar altijd alles zeer precies getimed. Toen hij vroeg of ik zijn muziek wilde visualiseren, bouwde ik een soort grote zandloper en als de muziek begon, trok ik een schuif open en stroomde heel fijn zand op de vloer. Aan het einde van de performance, stond de hoeveelheid zand in precieze relatie met de hoeveelheid muziek. Na een week had ik iets van 12 kilo en 758 gram van John Cage uitgedrukt in zand'.

Fragmenten uit: Berliner Obejct
Fluxuskunstenaars beschouwden de momentopname uit het leven van de kunstenaar, de tijd die de opvoering in beslag nam, als kunst. Dat wil zeggen dat de kunstenaar zelf en/of zijn handelingen tot kunst werden verklaard. Het ging hierbij in eerste plaats om het moment van de handeling, die meestal in een korte aanwijzing samengevat was. De rode draad in het kunstenaarsboek 'Berliner Object' (ism Anselm Dreher, Berlijn 1971 oplage 1.800) is een uitvoerig en vooral ironische beschrijving van het tot stand komen van een sculptuur, genaamd 'Berliner object no. 1'. Verder zijn foto's afgebeeld van diverse occupations en er zijn foto's gemaakt van het totstandkoming van de sculptuur 'Occupation de l'espace no. 7' (1969) in Rusland. Deze uitgave kwam tot stand als begeleidende catalogus bij de expositie in Galerie André in 1971. 'Ik kreeg een expositie in de vrij kleine galerie André. Hij zou drie weken duren. Aan het eind van de opening heb ik gezegd: "Jullie hebben het gezien, nu zal ik galerie André sluiten." En toen heb ik de hele voorkant dichtgetimmerd. Als laatste klom de galeriehouder naar buiten met zijn typemachine onder de arm. Drie weken heeft er gestaan: I Closed Galerie André.'




De Geniale Republiek van Robert Filliou




Omslag en fragmenten uit: Research at the Stedelijk

Kunstenaars als Joseph Beuys en Robert Filliou maakten in de jaren zeventig ophef met hun "Erweiterde Kunstbegriff". Beuys beweerde dat "ieder een kunstenaar was" en Filliou deed in het kader van zijn project "La Republique Geniale" in het Stedelijk Museum Amsterdam (1971) een aantal tegenstrijdige uitspraken over het genie dat in ieder mens huist maar dat we verwaarlozen doordat we ons richten op het ontwikkelen van onze talenten. Hierbij transformeerde hij vier weken lang de tentoonstellingsruimte in een gebied van de Geniale Republiek waaraan elke bezoeker kan deelnemen. En zo ontstond een totaalkunstwerk van Filliou en de anonieme bezoekers. De begeleidende catalogus "Research at the Stedelijk" (Stedelijk Museum Amsterdam 1971 cat.nr. 512 ism Marja Bloem, Marijke Breuker en Rini Drippel) kan als een kunstenaarsboek worden beschouwd. Hierin zijn de bijdragen van Filliou en de anonieme "kunstenaars" opgenomen.

De wereld gaat, volgens Filliou ten onder doordat men eeuwenlang de nadruk heeft gelegd op de ontwikkeling van de talenten van de mens i.p.v. zijn genie. Hij wil een GENIALE REPUBLIEK oprichten die zich veeleer bezighoudt met de ontwikkeling van het genie van de mens, dan met de ontwikkeling van zijn talenten. In deze republiek zal hij theoretische experimenten, en enige voor hem zelf van belang, uitvoeren (plezier en spel zullen er ook zijn). Filliou zou iedereen in dit onderzoek willen betrekken. Hij zegt: 'Onderzoek is niet het bevoorrechte terrein van de wetenden; in tegendeel, het is het terrein van de onwetenden. Nadenken, aandact schenken aan alles wat je niet begrijpt, is onderzoek. Rioelen... b.v. of geluk, liefde, wolken, insecten, verlegenheid, honger, mode aan- en afwezigheid, het ruiken, de zintuigen, of iets anders...' (uit: Research at the Stedelijk, informatiestencil).

Filliou zei verder over Research at the Stedelijk: "We’ve broken down the barriers between the arts. Now I want to break the barriers between the arts and the other disciplines. […] The new interesting artistic research going on now is research into new ways of living. However, this most important art form lies now outside the field of regular art information. I think museums should subsidize it, and make it known. They could do it by getting and showing information on experiments –private and public – that go on everywhere – the art circuit will follow. Art that makes only reference to art is in trouble […]".

Filliou heeft heel zijn leven gezocht naar een universeel begrijpbare taal. Met zijn kunst wou hij de wereld verbeteren en mooier maken: "ik behoor tot die groep kunstenaars die denken dat ze de wereld kunnen veranderen". In zijn kunstwerken zit dan ook steeds een boodschap. De Fluxus sloot aan bij Fillious opvattingen over kunst. Volgens hem was iedereen een kunstenaar en was het de taak van kunstenaars om dit aan te tonen. Zijn fascinatie voor het beeldende aspect van taal leidde tot een visuele poëzie. Met een grote eenvoud visualiseerde hij zijn gedachten, intenties en voorstellen. Hij transformeerde alledaagse objecten en gaf ze een poëtisch karakter. Het poëtische was volgens hem een middel om de grens tussen kunst en leven op te heffen. Om de kunst te redden van de bourgeoisie die haar enkel als een object beschouwt, gebruikte hij vaak arme materialen zoals touw, spijkers en houten plankjes in slecht uitgevoerde composities. Belangrijk binnen zijn oeuvre is "Principe de l’équivalence" [‘bien fait’, ‘mal fait’, ‘pas fait’]. Spontaniteit en originaliteit krijgen hier voorrang op de uitwerking. Steeds opnieuw, en met een gezonde dosis humor, stelde hij het statuut van kunstwerk en kunstwereld in vraag. Zijn beroemde uitspraak: "kunst is wat het leven interessanter maakt dan kunst" is dan ook typerend voor al zijn werk (bron: Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen).

Radio Art: Willem de Ridder

Omslag Radio art : the end of the Graven Image

Fragment uit de Radio Art Gids Guide

Interview met Willem de Ridder over radio art in 1988 (gepubliceerd in Abrahadabra)

Radio Kunst verwijst naar het gebruik van de radio als kunst. Kunstenaars gebruiken radiotechniek om artistieke composities te communiceren voor intepretatie aan het publiek. Een alternatieve manier om kunst d.m.v. geluid versus visualisatie te ervaren.

Volgens Willem de Ridder - oprichter van de Radio Art Foundation - ontstond het fenomeen radio kunst in 1924. In dit jaar bevond de aarde zich het dichtst bij de planeet Mars, en stopten alle radiostations met uitzenden om eventuele boodschappen van de rode planeet vooral niet te storen. De Ridder begon met radio-series (VPRO) waarin hij de luisteraars instructies geeft om Fluxwerken uit te beelden thuis of op de straat. Ook werden soms andere kunstenaars gevraagd originele bijdragen te leveren, zoals in kader van het Hollands Festival in 1983. Radio Art Foundation hebben geluidscassettes uit gegeven, zoals met Doodsangsttherapie en in 1981 bij 'The Walk'.

Terwijl de VPRO iedere week een radiokunstwerk uitzendt en de VARA proefnemingen doet met ‘t 3-dimensionale hoorspel zijn er iedere week via de NOS aanwijzingen te horen voor 'The Walk'. Als U over zo'n minicassetterecorder met bijbehorend koptelefoontje beschikt, kunt U een RAR (Radio Art Resonantie) ondergaan die U niet licht zult vergeten. Iedere week wordt er vanuit De Appel Amsterdam vertrokken. Na het ontvangen van voorbereidende instructies, kunt U één, twee of drie cassettes kopen (plus de 64 pagina’s tellende Radio Art Gids (RAG) voor een tocht door Nederland die enkele dagen kan duren. U hoeft alleen maar de instructies op te volgen en voordat U 't weet zit U in de trein, de bus of de boot, op weg naar een onbekende bestemming en zendt de NOS voor U alleen: speciale aanvullende instructies uit'. Klik op: The Walk Introductie door Willem de Ridder.




Willem de Ridder (omslag en fragmenten uit de Radio Art Gids Guide)

De betreffende gids Radio Art Gids Guide (een BulkBoek-special van Knippenberg's Uitgeverij 1981) die De Ridder samen met William Levy heeft uitgegeven kan als een kunstenaarsboek worden beschouwd: 'Welkom in deze Radio Art Gids (RAG). Waarschijnlijk heb je nog nooit iets dergelijks in handen gehad, alhoewel je misschien denkt dat dit een dun boekje, tijdschrift, pamflet of brochure is. Je hebt het mis. Probeer maar eens door de pagina's heen te bladeren en te begrijpen wat er allemaal staat. In het begin denk je misschien nog dat je het allemaal wel kunt volgen, maar al spoedig zal dat je niet meevallen, sterker nog, dan wordt dat onmogelijk. Het grootste gedeelte van de inhoud is onbegrijpelijk, hoe goed je ook je best doet om er wijs uit te worden. Deze pagina's worden pas duidelijk en komen tot leven als je het bijbehorende geluid hoort. Ook bij deze pagina die je op het ogenblik aan het lezen bent hoort geluid. Pas als je bij de radio gaat zitten met deze gids op je schoot en wacht op de dingen die komen gaan (op de aangegeven datum) ervaar je een echte Radio Art Resonantie (RAR)'.

Andere kunstenaarsboeken zijn: Radio art : the end of the Graven Image (Galerie A Amsterdam 1982). Uitvoerig wordt hierin ingegaan over de radio als middel om kunst over te brengen met een aantal voorbeelden. Ook werd gebruik gemaakt van mail-art, bijvoorbeeld in het kunstenaarsboek Instant Audio Demonstrations of De Ridder Works (Radio Art Foundation Amsterdam).

Publicatiefoto van de presentatie van de
eerste Radio Art essay

Tulips




'Tulips' is een film van regisseur en fotograaf Wim van der Linden, die bekend werd als als een van de makers van het legendarische VPRO-programma 'Hoepla' uit 1967. Willem de Ridder en Van der Linden richtten het Dodgers Syndicate op als productie maatschappij van de Sad Movies, korte speelfilms. Sinds 1966 maakt Wim T. Schippers ook deel hiervan uit. De naam Sad Movies is ontleend aan een in die tijd veel gedraaid grammafoonplaatje: "Sad movies always make me cry". "Tulips" is één van de vier geproduceerde films. De film toont in één vrijwel roerloze camera-instelling een truttig jaren-60-interieur. Men ziet een dressoir met een vaas tulpen erop. Aanzwellende, gedragen muziek begeleidt de camera wanneer deze langzaam op onze ‘nationale bloem’ inzoomt. In de zorgvuldig opgebouwde enscenering is het als een mokerslag wanneer één bloemblaadje plotseling loslaat en valt. Vervolgens trekt de camera zich bescheiden terug. Het scenario voor deze film werd geschreven door Wim T.Schippers.

Het beeld van "Tulips" is overwegend statisch en daardoor doet het procédé wel wat denken aan Warhol's "Empire" (1964), een acht uur durende opname van het Empire State Building. Maar Warhol beperkt zich tot een zakelijke weergave van een situatie, terwijl "Tulips" een verhaal vertelt.

Dit alles is vastgelegd in een prachtig kunstenaarsboek Tulips, uitgegeven door Thomas Rap Amsterdam, 1966: A sad movie by Wim van der Linden, screenplay by Wim T.Schippers (en voor deze uitgave vervaardige tekst), produced by Vittorio Ossefogva and Gino Posar. Oplage 500 en gesigneerd door een comité van aanbeveling: Wim van der Linden, Wim T. Schippers, Vittorio Ossefogva, Gino Posar, Gilbert E'Bien, Sid Vitalis,Wim Wandel / Willem de Zeeuw, Miquette de Glas/Althoff en voor Claus Meubel Toonzalen, Lumo-Zet, Augustin+Schoonman, Thomas Rap. Maja Alexander, Sonja Bakker, Yoka Beretty, Caroline Euwe, Betty van Garrel, Ada Kok, Maja Krans, Ide de Leeuw / van Rees, Elisabeth van Loo, Melita W/S. Dit boekje is dus nog in hetzelfde jaar verschenen waarin stills uit "Tulips" zijn gecombineerd met poetische teksten van Schippers ("Dat het aanschouwen van deze tulpen ons die schoonheid moge leren kennen, ...").
Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...