De logogrammen van Dotremont.

Dotremont (fragment uit: Logbook)
De Belgische, Franstalige dichter, romancier, kunstcriticus, beeldend kunstenaar en pamflettist Christian Dotremont is stichter en bezieler van de Cobra-beweging (1948-1951). Hij was met Constant de belangrijkste theoreticus van Cobra. Voor de oorlog komt hij via Raoul Ubac in contact met René Margritte en voelt zich aangetrokken tot het surrealisme. Hij vertrekt naar Parijs waar hij o.a. Giacometti, Picasso en Cocteau ontmoet. Op 8 november 1948 richt hij samen met zijn landgenoot Joseph Noiret, de Deen Asger Jorn en de Nederlanders Karel Appel, Corneille en Constant een beweging op die de bedoeling heeft om de avant-garde kunstenaars in hun thuislanden te verenigen. Hij stelt het manifest ‘La cause était entendue’ op en geeft kort daarna de naam CoBrA aan de beweging. Al snel was er een publicatie in vorm van een tijdschrift. Het tijdschrift, waarop direct na de oprichting van de groep alle aandacht werd gericht, kreeg evenals de groep zelf de naam Cobra met per nummer een ondertitel. Uiteindelijk zouden er 8 nummers verschijnen. Dotremont werd zowel tot algemeen secretaris van de groep als tot hoofdredacteur van het blad gekozen. De inhoud bestaat uit door leden van de groep geschreven manifesten, beschouwingen, verslagen, proza, poëzie en artikelen over onderwerpen als het schrift, de volkskunst, de film en het werk van kunstenaars voor wie zij zich interesseerden. Daarnaast vindt men er bijdragen in van vooral Belgische schrijvers en cineasten met wie de groep zich verwant voelde. En werden er in dit rijkelijk met reproducties van schilderijen en beeldhouwwerken geïllustreerde blad ook een aantal originele litho’s van Cobraleden opgenomen (bron: Cobra, Willemijn Stokvis 1994).

De Cobragroep gaf tevens een mededelingenblaadje uit, ‘Le Petit Cobra’ geheten, waarvan vier nummers verschenen. Hierin vindt men behalve verslagen en mededelingen over interne gebeurtenissen in de groep en de afzonderlijke gebeurtenissen in de groep en de afzonderlijke activiteiten van haar leden, gegevens over eveneens in die naoorlogse jaren ontstane avant-gardistische bewegingen uit vele Europese en zelfs niet-Europese landen. De redactie van dit kunstenaarstijdschrift was ook volledig in handen van Dotremont.

Een andere uitgave waarmee Dotremont een groot aandeel had is de eerste serie ‘Bibliothèque de Cobra’, die in het Frans en het Deens in 1950 bij de uitgever Ejnar Munksgaard te Kopenhagen verscheen onder de naam ‘Artistes libres’ (in het Frans en Deens). De inhoud hierin wordt voornamelijk bepaald door een literaire of theoretische tekst en de illustratie speelt vaak een ondergeschikte rol. De tekst werd meestal verzorgd door Dotremont. De omslag is voorzien van een litho van de betreffende kunstenaar. De kunstenaars waren o.a. Alechinsky, Appel, Constant, Corneille, Jorn en Pedersen. In totaal zijn 15 kunstenaarsuitgaven uitgekomen (bron: Op weg naar spontaniteit, Willemijn Stokvis 2001).


Fragmenten uit: "La Chevelure des choses"
Speciaal Dotremont heeft zich steeds zeer intensief beziggehouden met een samenbrengen van schilder- en dichtkunst. Als dichter maakte hij ontelbare zogenaamde ‘peintures-mots’ (woordschilderingen) samen met schilderende cobraleden. Dotremont was niet de eerste die via de poëzie bij de beeldende kunst terechtkwam. Maar hij heeft de relatie tussen woord en beeld, tussen het ‘leesbare’ en het ‘zichtbare’, wel op een bijzonder intense manier verkent. Hij ontdekte geleidelijk dat het materiaal van zijn taal - de letters die hij op papier zette - uit wonderlijke vormen bestond die een eigen leven gingen leiden. Voorbeelden zijn de schilderijen van Jorn waar Dotremont verzen op schreef. Hetzelfde deed hij met de bizarre beeldjes uit modder van Serge Vandercam. Het resultaat was vaak allesbehalve oogstrelend. “In kunst bestaat geen beleefdheid, alleen bruut verlangen'', wist Dotremont (bron: De Standaard, Jan van Hove 2004).

Reeds voor de oprichting van Cobra in 1948 schilderen en tekenen Jorn en Dotremont samen een serie spontane woord-schilderingen, waarbij zij teksten en beelden met elkaar vermengen. Schrift en beeld zijn daarin soms zozeer met elkaar verweven, sluiten zozeer op elkaar aan, dat zij nauwelijks meer als twee verschillende elementen opgevat kunnen worden. Dotremont: “Te velde maken Jorn en ik een aantal woordschilderingen die wij meenemen naar de conferentie... In sommige schilderijen sloten door mij geschilderde woorden plastisch aan op door Jorn geschilderde vormen”. Zij bleven dit geregeld doen tot in 1953. Veel later, in 1961, werd een hele reeks van deze door de Parijse Galerie Rive Gauche uitgegeven als kunstenaarsboek onder de titel ‘La Chevelure des choses 1948-53’, met een voorwoord van Alechinsky.

Twee andere kunstenaarsboeken met woordschilderingen zijn: ‘Moi qui j'avais (i.s.m. Alechinsky, G.Girard Paris 1961, oplage 300 gen.) en ‘Dessins / mots (i.s.m. Mogens Balle, Grizanta Fonden 1962, oplage 500).

Begeleidende tekst:
"1 2 3 4 5 6 7 8 9 : les chiffres sont des idéogrammes"
(fragment uit: Logbook)

Begeleidende tekst:
"si ce n'était que c'est encore un peu,
si c'était déja que ce n'est plus du tout,
et, d'autre part, si c'était encore tout de nouveau,
celui qui écrit ceci n'écritrait plus rien".
(fragment uit: Logbook)


Begeleidende test:
"Le mer à boire,
le père à manger,
les enfants à préparer.
(fragment uit: Logbook)
Begeleidende tekst: "coup d'encre"
(fragment uit: Logbook)
Dotremont verzette zich hardnekkig tegen de dictatuur van de typografie, die het individuele handschrift als spiegel van de persoonlijkheid uitwiste. Dotremont ontdekt dat zijn eigen schrift, verticaal tegen het licht gehouden, gelijkenis vertoont met de oosterse kalligrafie. Geïnspireerd door de instinctieve ‘écriture automatique’ van de surrealisten schilderde hij vanaf 1962 ‘logogrammen’. Dotremont heeft deze unieke beeldtaal in Lapland ontdekt. Dotremont trok met een stok gedichten in de korzelige sneeuw. Het logogram wil als lichamelijk-ornamentele vorm deel worden van de natuur, terugkeren naar de staat van onschuld. Dotremont in 1968: “Ja, soms gebeurt het dat, als ik een logogram neerschrijf, ik de indruk krijg een Laplander te zijn in een slee die over het witte blad schiet, en dat ik de natuur begroet als in het voorbijgaan, door de vorm zelf van mijn schreeuw of van mijn zang of van beide. In elk geval, als Lapland niet bestond, zou ik geen logogrammen maken, ik zou helemaal niets doen” (bron: Gallery Ronny van de Velde). Het sneeuwlandschap van Ivalo in Lapland was als een groot en wit vel papier, waarop de dichter zijn verzen schreef, zijn logogrammen (logoneiges en logoglaces) die telkens weer werden uitgewist, boodschappen waarop niemand antwoord gaf, nagelaten en verdwijnende sporen van een sombere en hopeloze zoektocht naar 'het Heel-Al'. Zijn herinneringen liet hij vastleggen door zijn medereiziger, Robert Schotte dit Radomir. Hij maakte polaroidfoto's, vluchtige souvenirs du Grand Nord, dagboekvellen van een opgejaagde ziel. Thuis, of beter in zijn kamer - 'ma carrée' - in het Tervurense pension Pluie-de-Roses, tekende hij op grote vellen papier zijn Logostory, zijn overpeinzingen, logogram na logogram (bron: Paul Depondt, De Volkskrant 1999).

Uitgaande van een gedicht verzon hij nieuwe tekens, die, ontdaan van iedere semantische betekenis, enkel vanwege de grafische schoonheid gecreëerd werden: “Ce que je fais en somme, c'est exagérer la naturelle liberté de l'écriture”. Het is een artistieke werkwijze, waarbij het handschrift, als seismograaf van de menselijke psyche, om zijn picturale waarde aangewend wordt. De logogrammen zijn een vorm van visuele poëzie, het zijn ‘tekeningen van woorden’ of ‘taalschilderijen’. Elementen uit het schrift, letters van het alfabet, leestekens of cijfers zijn op een snelle en spontane manier, met behulp van een penseel gedoopt in Chinese inkt, geschilderd. “Mes logogrammes sont d’une spontanéité absolue, globale, jamais le texte n’est préétabli; jamais l’écriture n’est retracée (…); je veux que l’invention verbale et l’invention graphique se déterminent autant que possible l’une l’autre. Ce sont des manuscrits originaux. Ce ne sont pas des calligraphies; calligraphier, c’est, en général, copier un texte” (Christian Dotremont, 1968). Na deze ‘uitvinding’ kwam hij tot een aantrekkelijke symbiose met het werk van andere kunstenaars. Vooral met Pierre Alechinsky bereikte hij toen verbazend knappe resultaten. Alechinsky, die ook veel belang hechtte aan de spontane schriftuur, kwam de interesse voor de kalligrafie volledig tot ontplooiing bij Dotremont. Doordat Dotremont zijn logogrammen bijna uitsluitend in zwart-wit uitvoerde, konden zij telkens op fraaie wijze geproduceerd worden in de aan zijn werk gewijde publicaties en in het in 1974 te Parijs verschenen kunstenaarsboek ‘Logbook’ (Yves Rivière, oplage 1.500 gen.).

Geen opmerkingen:

Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...