Alan Charlton: “Ik ben een kunstenaar die een grijs schilderij maakt”.

Square hole paintings from 1969 (uit: Alan Charlton, selected paintings, 1969-1981)
Volgens Klaus Honnef is vanaf eind jaren zestig  weer een ‘directe zinnelijke kwaliteit’ bij sommige kunstenaars aanwezig die in de veelal cerebrale Minimal en Conceptual Art naar zijn mening juist verloren gaat. Deze kunstenaars onderzochten de schilderkunstige grondslagen: verf (kleur), materiaal (type drager), en structuur.  Dat mondt uit in monochrome of hooguit tweekleurige schilderijen met een zelfstandige entiteit. “Er is en gevoelige, aftastende beschouwer voor nodig, die de subtielste nuances kan waarnemen”. Dit kreeg een vervolg in 1975. Toen bracht het Stedelijk Museum met de tentoonstelling ‘Fundamentele Schilderkunst’ een internationale groep van zeventien schilders bijeen, waaronder de Amerikanen Brice Marden, Robert Mangold, Agnes Martin en Robert Ryman. Wat deze schilders gemeenschappelijk hadden, is een wezenlijke betrokkenheid bij de formele grondbeginselen van de schilderkunst. Formaat, grootte, schaal, kleur, vorm, textuur, materialen en werkwijze werden opnieuw aan de orde gesteld en onderzocht. Het ging hen om schilderen als schilderen in strikte zin, op een plat vlak, voorstellingsloos en beeldloos. Hieruit volgde dat het werkproces een grote rol speelde, althans veel bewuster dan vroeger. Aan de handeling van het schilderen ging een ‘planning’, een denkproces vooraf. Men zou dus ook kunnen spreken van een post-minimale en een post-conceptuele schilderkunst. Aan deze tentoonstelling deed ook de Engelsman Alan Charlton mee.







Fragmenten van tekeningen en foto's uit: Drawings of eight paintings 1970
Drawings of seven paintings 1970-74 en Selected paintings, 1969-1981 (foto's) 
Charlton schildert zijn eerste grijze schilderij in 1969 en sinds zijn eerste solotentoonstelling in de Konrad Fischer Galerie in 1972 gebruikt hij tot op de dag van vandaag enkel die kleur voor zijn oeuvre. Charlton zegt: “Het feit dat de schilderijen altijd grijs zijn, is in zekere zin een nietszeggende uitdrukking want de schilderijen zijn altijd van een zeer verschillend grijs”. De kunstenaar experimenteert met verschillende grijstonen, van bijna zwart naar bijna wit. Maar binnen één werk gebruikt hij altijd één kleur grijs. Hij kiest die kleuren grijs intuïtief en wordt aangetrokken door de verschillende associaties die ze oproepen: het industriële, het niet-artistieke, de verveling, neutraliteit en onaantrekkelijkheid. Charlton brengt de acrylverf egaal op het doek aan; de verftoets speelt een ondergeschikte rol. Net als bij Robert Ryman gaat het bij Charlton om ‘pure’ schilderkunst, om toon en vlak, licht en schaduw, om balans en articulatie van de ruimte, om een ‘stille’ vorm van schilderkunst te bewerkstelligen.

Naast de kleur grijs is er een tweede constante: de afstand tussen de schilderijen. Dit is niet willekeurig gekozen. De Konrad Fischer Galerie zegt hierover: “His first canvases were notched with serial permutations of square apertures that took their measure from the 4.5 cm module of the painting’s edge. That already sounds far too finicky and complicated. The 4.5 cm module is given: this is the ‘edge’ produced by a standard piece of 2x1 inch timber and the stock material of the builder’s trade. After working through other industrial colours – red, brown, black – Charlton settled on grey for its promise of stillness and ordinary status as material”. De eenheid van vier en een halve centimeter is op verschillende manieren in de schilderijen van Charlton terug te vinden. Zowel in de dikte van het spanraam, als in de hoogte en breedte van de doeken, die een veelvoud van vier en een half bedragen. Deze eenheid is te beschouwen als een module die de basis vormt voor de schilderijen van Charlton. De module zorgt ervoor dat geen enkel deel van het werk meer beklemtoond wordt dan een ander deel. De muur, en dus de ruimte zelf, dringt zo letterlijk door in het schilderij waardoor het doek direct deel uitmaakt van de ‘werkelijkheid’ (bron: Van Abbemuseum).

In het begin van de jaren tachtig is er weinig belangstelling voor zijn werk want alle aandacht gaat naar de heropleving van de expressionistische figuratie van dat moment. Charlton houdt daarentegen vast aan zijn overtuiging dat de beste kunst uit de meest onartistieke middelen is gemaakt, in tegenstelling tot de kunst die wordt vervaardigd binnen de tradities en regels van de tijd waarin je leeft. Dit resulteert volgens hem in academische kunst. Dit bepaalt zijn keuze voor goedkope, niet-modieuze, elementaire materialen en voor het bewust achterwege laten van enig zichtbaar persoonlijk spoor zoals de penseelstreek (bron: MUHKA).

Zijn schilderijen worden gepresenteerd in groepen en elke groep vormt een serie die bij elkaar hoort. De mathematica vormt hierbij als werkinstrument en bepaalt de afmetingen van de schilderijen en de ruimte tussen de schilderijen uit één serie. Voordat Charlton begint maakt hij eerst ruwe schetsen die hij verfijnd naar blauwdrukken. Hij maakt zijn werk niet speciaal voor een ruimte, maar overweegt ter plaatse in de tentoonstellingsruimte hoe de werken moeten worden opgehangen om een optimaal ervaren van die ruimte voor de toeschouwer te bewerkstelligen. Charlton beschouwt elk onderdeel van het realiseren van het schilderij als even belangrijk. Zowel het maken van de spieramen als het prepareren en beschilderen van het doek zijn handelingen die bijdragen tot de opbouw van een idee.

Naast zijn schilderwerken beschouwt hij het boek ook als kunstwerk. Veelal houdt Charlton zich (mede) bezig met het ontwerp voor de catalogi van zijn tentoonstellingen. Deze kunnen worden beschouwd als kunstenaarsboeken. Prachtige voorbeelden zijn de twee catalogi van het Van Abbemuseum en een recente uitgave die Charlton samen met de uit Eindhoven afkomstige ontwerper Peter Foolen heeft ontworpen:

Drawings of eight paintings 1970. Each 82 square. Scale 1/10”:2” en  Drawings of seven paintings 1970-74. Scale 1/10”:2” (Eindhoven 1975)

Alan Charlton, selected paintings, 1969-1981 (Eindhoven 1982 oplage 1.000)

Alan Charlton – Outline Paintings, 2006 (published by Berufsvereinigung der Bildende Künstlerinnen und Künstler Vorarlbergs, Bregenz, Austria. Produced by Peter Foolen, on the occasion of the exhibition of Alan Charlton at Künstlerhaus Palais Thurn und Taxis, Bregenz, 24 november – 30 december 2006).

This book is a survey of the pencil drawings for the series of Outline Paintings and installation photographs of Outline Paintings at Konrad Fischer Gallery, Düsseldorf; A Arte Invernizzi, Milano; Galerie Tschudi, Glarus / Zuoz and Dorrie + Priess, Berlin (2001 – 2006).



Omslag en fragmenten uit: Outline Paintings 2006

Geen opmerkingen:

Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...