Ed Ruscha aan het werk in Stadskanaal 1971 foto: Poul ter Hofstede, conservator Groninger Musum (©) (Bron: RKD bulletin 2013/2) |
Fragmenten uit: Dutch Details (bron: collections.otis.edu) |
De Stichting Octopus beoogde – zonder winstbejag – een serie uitgaven te realiseren op het gebied van de eigentijdse beeldende kunst. De aard van de reeks werd bepaald door het werk van kunstenaars uit binnen- en buitenland. De keuze van de uitgaven werd mede bepaald door de actualiteit en de kwaliteit. Het doel van de stichting was een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Octopus wilde de uitgaven voor iedereen toegankelijk maken. De oplage van elke uitgave was daarom onbeperkt, waardoor ook de prijzen laag gehouden konden worden. De stichting maakte tussen 1969 en 1972 naast prenten, geschreven en getekende ideeën, ruimtelijke projecten (bouwdozen, objecten etc.) enkele bijzondere kunstenaarspublicaties: een kalender van Ger van Elk, een map met groot formaat dagboekbladen van Ben d’Armagnac en Ger Dekker (titel: ‘Negen dagen uit het leven van Ben d’Armagnac en Ger Dekker’), het boek ‘Cubics’ van J. Slothouber en W. Graatsma en het boek ‘Poppetgom’ (layout: Jan van Toorn) in een blik (bron: informatieblad Stichting Octopus, bijlage Revue Intergration 11 + 12 1976).
Blik, kussentje en fragmenten uit Poppetgom |
De eerste uitgave van de Stichting Octopus was het ‘Speelboek’ (1969) van Jaap Mooy. Mooy behoorde tot de kunstenaars die zich kenmerkten door eenzelfde experimenteel-romantische inslag als Cobra, maar er niet bij aansloot. Dit gold ook voor onder andere Ger Lataster, Jan Sierhuis en Jef Diederen. Mooy sloot zich aan bij Vrij Beelden. Hij hield zich zowel met schilderen als beeldhouwen bezig. Net als de neo-constructivisten Paul van de Vliet en Marius Quee houdt Jaap Mooy zich vanaf midden jaren zestig bezig met geometrische composities en ruimtelijke situaties in constructivistische zin. Vooral zwarte geometrische vormen op een wit vlak. Ongeveer tegelijkertijd ontstaan een reeks manipuleerbare 'tast- en speelplastieken'. Dan ontstaat ook het ontwerp voor ‘Speelboek’. Het bestaat uit kartonnen platten in ringband in omslag met een maat van 32,5 x 38,5 cm., waarin het zwart-wit werk van Mooy gehalveerd is, zodat er telkens andere, maar in elkaar overlopende boven- en onderkanten aan elkaar te leggen zijn. De vormen verrassen voortdurend door hun mogelijkheden, waardoor ze een speelsheid krijgen die verwant is aan het vormenspel van Jean Arp. Mooy: “Dat speelboek sloot aan bij mijn schilderijen en beeldhouwwerk, die schilderijen beïnvloedden de kleurkeuze: zwart/wit, het spelelement is afgeleid van de plastieken. Vroeger maakte ik plastieken uit afval, schroot, van autowielen en fietskettingen, je kent dat wel’ (bron: informatieblad Stichting Octopus, bijlage Revue Intergration 11 + 12 1976).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten